Er komen sprietjes uit mijn hoofd.
Tijdens het tandenpoetsen kijk ik in de spiegel en stel me voor dat het grassprietjes zijn, of steeltjes van madeliefjes. Een hoofd als veld vol madeliefjes. De zachte sprietjes hebben de aantrekkingskracht van een zwangere buik, iedereen wil even voelen. En ik laat me graag bevoelen, ik heb huidhonger.
In het tv-programma Boeken vertelt schrijver Robbert Welagen over zijn nieuwe boek Averij. Hierin beschrijft hij wat er gebeurt als hij de diagnose lymfklierkanker krijgt. De gesprekken met artsen en naasten, de behandelingen, de periode erna.
Mieke Werners - Toedekken
En vooral naar dat laatste ben ik benieuwd, hoe hij woorden geeft aan de periode waar ik nu mee worstel. Normaal gesproken lees ik geen boeken van lotgenoten. Ik ben niet zo van het kankergroepsgevoel. Maar soms weet iemand je toch te prikkelen door de manier van formuleren. Een manier die verder gaat dan een oppervlakkige herkenning.
Hij beschrijft het Dementor-gevoel als volgt: ‘Je lichaam is een kruiwagen vol stenen die door de modder moet worden geduwd met behulp van één vinger. Je voelt je steeds verder in iets wegzakken. Het is alsof iets in je lichaam uit elkaar aan het vallen is. Het heeft zich in duizend stukjes over je binnenste verspreid. Je wilt het uit je hebben. Je wilt plassen, poepen, overgeven, maar er gebeurt niets. Je bent tot de rand met iets gevuld, maar je lichaam is volledig tot stilstand gekomen. Er is alleen nog dit moment, dit ene moment, een voortdurende seconde waarin je ten volle beseft dat het nooit meer goed zal komen.’
Regelmatig krijg ik de vraag hoe het gaat. Ik heb inmiddels een hekel aan het verhaal dat ik mezelf hoor vertellen. Dat het per dag verschilt. Dat ik mijn energie moet verdelen. Dat het vervelend is dat er weer een longontsteking bij is gekomen. Maar dat het wel weer goed komt. Altijd weer dat positieve einde. Vooral de ander niet tot last zijn. Niet zeuren. Zo snel mogelijk de vraag terug stellen: En hoe gaat het met jou? Om zo de aandacht af te leiden.
Over niet zeuren gesproken, om me af te reageren maakte ik een lijstje met dingen die me irriteren. Reclames met pratende dieren of niet levende wezens. De hele tijd dat welkom heten in talkshows. Humberto Tan die Goedenavend zegt.
Ja, ik heb een heel zwaar leven, ik weet het.
In mij heeft zich een bekende terugtrekkende beweging ingezet. Het gevoel van de gordijnen dicht, van pyjamadagen, van laat me met rust. Maar er gebeurt nog teveel wat me dwingt de buitenwereld toe te laten.
Robbert Welagen: 'Je dobbert niet langer op zee. Je bent weer in de haven. Met één voet sta je op de kant, met de andere nog op de boeg. Alles is voorlopig. Niets ligt vast.'
Deze kanker is terugkerend. Na de eerste keer zei ik: Maar dat kan dus ook nog tien of twintig jaar duren. Het werden er acht. Terugkeer is opeens iets realistisch, niet meer iets uit het land van ooit. Dus ook een derde keer. En een vierde. Ondertussen werk ik aan mijn herstel. Ik zal blij zijn als de revalidatie in het ziekenhuis begint, dat iemand me vertelt wat ik moet doen en wat goed voor me is. Tot die tijd doe ik zelf maar wat. Probeer ik niet teveel waarde te hechten aan een eerdere, mindere ervaring. Dat het feit dat je vorige keer na het naar de stad fietsen nauwelijks meer thuis kwam niet betekent dat dat deze keer weer zo gaat zijn. Ik spreek regelmatig buiten de deur af in plaats van thuis om zo meer deel te nemen aan het normale leven. En om het oprukkende burengedoe te ontvluchten.
Robbert Welagen: 'Je dacht dat je je na de behandelingen als herboren zou voelen. Je hebt je niet met hernieuwde energie in het leven gestort en daardoor heb je het gevoel teleur te stellen. Er is veel tijd en energie in je gestoken, nu heb je een schuld openstaan. Bij de mensen die zich zorgen om je hebben gemaakt, bij de patiënten die nog ziek zijn, bij je familieleden die wel aan kanker zijn gestorven. Lachen en plezier maken, dat ben je aan hen verplicht. Alles uit het leven halen.'
Ik blader door mijn agenda om te kijken hoe ik mijn dagen vulde voor ik ziek werd. Ik probeer het gevoel van nutteloosheid, versterkt door alle hardwerkende mensen om me heen, te verdrijven met een nieuw project.
Ik ervaar weer waarom ik zes jaar geleden stopte met werken. Bij intensief nadenken doemt een dichte mist op in mijn hoofd. Het veroorzaakt een sudderend paniekgevoel. Kortsluiting. Een goede reden om niet te hard na te denken. Misschien dat zo zonder botox de frons in mijn voorhoofd verdwijnt.
Robbert Welagen: 'Twee jaar is de ziekte bij je op bezoek geweest. Je hebt haar onderdak geboden, al je aandacht gegeven, nu is het tijd dat de ziekte weer weggaat. Je bent onderuitgegaan, je hebt op de grond gelegen, maar je bent weer opgestaan. Kanker is geen doodvonnis gebleken, het was een tijdelijk sterven.'