Het plan is om naar Huis Marseille te gaan, een fotomuseum in Amsterdam. Maar ik heb altijd moeite me te beperken tot één ding, behalve in relaties. Dus ga ik eerst naar de Portugese Synagoge bij het Waterlooplein.
De eerste joden in Nederland stamden af van Spaanse en Portugese joden, de Sefardische joden. Door de inquisitie werden Spaanse joden in 1492 voor de keus gesteld zich tot het katholicisme te bekeren of het land te verlaten. Tegen 1600 kwamen de eerste Sefardische joden naar Amsterdam. De Portugese Synagoge is gebouwd in de tweede helft van de 17e eeuw en wordt ook wel Snoge genoemd. Dit bouwwerk was lange tijd de grootste synagoge ter wereld.
De inrichting volgt het iberisch-sefardisch patroon en kent een tweezijdige oriëntatie: op de teba, een verhoging vanwaar de eredienst wordt geleid en de Tora wordt voorgelezen, en de hechal, een kast waarin de Torarollen worden bewaard, gericht op Jeruzalem. De banken zijn in de lengterichting geplaatst zodat de gemeenteleden tegenover elkaar zitten en zowel teba als hechal kunnen zien. De grenenhouten vloer wordt nog altijd bestrooid met fijn zand om stof, vocht en vuil van het schoeisel op te nemen en loopgeluiden te dempen. Het zand wordt ook gezien als een symbolische verwijzing naar de tocht van de joden door de woestijn.
Vrouwengalerijen. In een synagoge worden de mannen strikt van de vrouwen gescheiden. Daarom is er een aparte ingang met de trap naar de galerijen die door een hoog rasterwerk van de hoofdruimte worden afgeschermd.
Het mikwe betekent letterlijk 'levendig water' en is een belangrijk reinigingsritueel in het jodendom. Het gaat hierbij niet om hygiëne maar om spirituele reinheid. De status van rituele reinheid kan worden bereikt door onderdompeling in een speciaal bad, ook mikwe genoemd.
Er zijn drie situaties waar het orthodox jodendom onderdompeling in een mikwe voorschrijft:
* Een gehuwde vrouw mag, na haar maandelijkse menstruatieperiode, die als periode van onreinheid gezien wordt, pas ná een bezoek aan het mikwe weer seksueel contact met haar echtgenoot hebben. De zuivering in het mikwe moet ook gebeuren nadat ze een kind heeft gekregen.
* In geval van bekering wordt de overgang van niet- jood naar jood gemarkeerd door onderdompeling in het rituele bad.
* Eetgerei dat door niet-joden is vervaardigd wordt door reiniging in het mikwe geschikt voor gebruik in een joods huishouden.
Joodse mannen en vrouwen gebruiken het bad ook wanneer zij in contact zijn geweest met de dood, bijvoorbeeld na het afleggen en wassen van een overledene, met bloed of voorwerpen die in religieus opzicht onrein zijn. Niet iedere jood maakt gebruik van het Mikwe. Het is een zaak van het individu. Orthodoxe mannen en vrouwen zullen eerder gaan. Anderen zelden of nooit. Bij het ritueel verloopt alles volgens strikte regels. Het bad moet in de grond gebouwd zijn, het moet een natuurlijke waterplaats zijn. Men moet zich er volledig in kunnen onderdompelen, tijdens het ritueel mogen de haren niet op het water drijven maar moeten helemaal onder water zijn. Er mogen geen reinigingsmiddelen worden gebruikt.
Wintersynagoge, omdat de Snoge in de winter te groot en te koud is, er is geen verwarming.
Leidsegracht
In Huis Marseille bezoek ik de tentoonstelling En alles blijft bestaan wanneer je sterft van Hellen van Meene. In de uitleg staat: Hoe kan het dat de wereld draait, de zon schijnt en de bloemen bloeien, dat het kortom een prachtige dag is, terwijl er zojuist een dierbare is doodgegaan? Hoe is het mogelijk dat je tussen de tranen door tot je eigen verbazing opeens weer kunt lachen en je zelfs kunt verheugen op plannen voor de toekomst of dingen kunt maken terwijl je tegelijkertijd nog verlamd bent van verdriet? Hoe komt het dat de wereld precies hetzelfde lijkt te zijn gebleken, terwijl jouw bestaan zo wezenlijk is veranderd?
Die onbevattelijke combinatie van sterven, rouw en nieuwe levenskracht inspireerde Hellen van Meene tot dit werk. De tentoonstelling omvat een aantal panoramafoto's die gemaakt zijn tegen het typisch Nederlandse landschap. Het thema is de dood als onderdeel van het leven, rechtstreeks verbeeld door het integreren van een doodskist in de gefotografeerde taferelen. In 2017 werd de fotografe getroffen door de plotselinge ziekte en dood van haar geliefde moeder. Deze serie is het resultaat van de creatieve verweking van haar diepe verdriet.
Douwe Draaisma schrijft in zijn essay Het gedenken zelf: 'De foto's van Hellen van Meene zijn gemaakt om een overgang te verzachten. Geen grens is zo definitief als de dood. De overgang is absoluut en onomkeerbaar. De gestorvene is verdwenen. Maar wie kan zich bij het onherroepelijke van die grens neerleggen? We proberen uit alle macht het leven tot voorbij die grens te verlengen. We bezweren de naasten dat we de overledene in ons hart zullen blijven dragen. Ook onze eigen gestorven geliefden proberen we levend te houden door onze herinneringen te vertellen, ze uit te wisselen, op te schrijven, of in stilte te koesteren. Het portret op de werktafel of het dressoir, in het album of de portefeuille, aan de wand of als screenshot op de pc moet ons helpen de verloren geliefde in herinnering te houden'.
Er was een periode dat men de dood verenigde met het vastleggen van een herinnering. In de 19e eeuw werden doden vaak gefotografeerd 'als waren zij levend', vaak in gezelschap van nog levende familieleden. Het poseren duurde toen minutenlang waarin de levenden krampachtig moesten proberen stil te blijven staan. Daardoor was er op de foto ogenschijnlijk geen verschil tussen de levenden en de dode. Voor nabestaanden was dit met liefde en zorg gefotografeerde beeld van de overledene vaak de enige tastbare herinnering. De doden op de foto's van Hellen van Meene zijn figuranten, ze spelen een rol uit het leven van de overledene.
"Zie mij als een slechte vader, maar beschouw mij als een goede vriend," zei Koos Breukel tegen zijn toen 14-jarige zoon. Breukel had zijn zoon Huckleberry Finn willen noemen, naar de titelheld uit de boeken van Mark Twain die hij vroeger las. "Een gozer die de hele dag in bomen zat, een beetje viste en wat rondstruinde." De moeder vond dat geen goed idee en het werd Casper. Doorsnee is de band tussen deze vader en zoon nooit geweest. Achttien jaar lang heeft de vader zijn zoon geportretteerd. Het deert Casper niet dat hij als die jaren als onderwerp voor de camera heeft gefungeerd. "Ik weet niet beter." Rond zijn dertiende begon het poseren Casper de keel uit te hangen. "Ineens wilde hij niet meer," zegt Breukel. "Toen besloot ik hem ervoor te gaan betalen, ook omdat we elkaar anders veel minder zouden zien." Casper vond dat een prima plan. "Later," besloot Casper "word ik tatoeëerder." Zijn vader schafte een tatoeagesetje voor hem aan en hij oefende op sinaasappels. Koos Breukel kreeg met zijn huidige vrouw een meisje en nog een jongen, die hij dit keer wel Huckleberry Finn mocht noemen.
Fascinerend om te zien hoe een baby een mens wordt, een jongen een man.