alle foto's op deze pagina zijn gemaakt door Chris van der Burght
Inhoud
Alain Platel (Les Ballets C de la B) en Fabrizio Cassol reconstrueren Mozarts onvoltooide meesterwerk met veertien muzikanten uit alle continenten en een decor dat het wiegen van de lichamen sublimeert. Zij laten het klassieke meesterwerk fusioneren met onder andere jazz, opera en populaire Afrikaanse muziek. Hoe kan je met bestaand werk uit zowel orale als geschreven tradities een nieuw verhaal schrijven? Regisseur en choreograaf Alain Platel versterkt die moderne interpretatie met een visuele en fysieke vertaling van de beelden en associaties die het Requiem oproept. In een decor van – door het Holocaustmonument in Berlijn geïnspireerde – monolieten memoreren de opgewekte en bezielde muzikanten de levensadem van de vrouw die we op het grote scherm langzaam naar de andere levensoever zien wegglijden. (uit: theatrenational.be)
Achtergrond
Dit artistiek avontuur begon zowat drie jaar voor de creatie in Berlijn (18 januari 2018) toen Cassol en Platel begonnen na te denken over een volgende etappe in hun jarenlange samenwerking. Een bewerking van het "Requiem" van Mozart sprak Platel het meest aan. Allicht omdat de dood in die periode verschillende keren zijn pas kruiste: hij had afscheid moeten nemen van zijn vader, verloor zijn trouwe hond, en zat aan het sterfbed van zijn mentor Gerard Mortier.
"Tussen Gent en De Pinte heb ik wel vijftig keer overwogen om terug te keren. Ik doe het niet. Ik kan dat niet. Dit is obsceen. Waar ben ik aan begonnen?" Het is mei 2017 en Alain Platel heeft een afspraak met L. Hij – de theaterregisseur – werkt samen met componist Fabrizio Cassol aan een reconstructie van het Requiem van Mozart en wil de dood ‘zo echt mogelijk’ op de scène representeren. Zij – de rebel, de moeder, de vrouw – weet dat ze binnenkort gaat sterven. ‘Dat anderhalf uur waarin de dood van L. ons dwingt de confrontatie van onze eigen dood aan te gaan en met anderen te delen, herinnert aan de rol van het toneel: een vijfde macht die een sleutelrol speelt in de aanvaarding van ons lot, de troost voor onze pijn, de kracht van onze revoluties’, noteert Béatrice Delvaux.
Voor Cassol opende de wetenschap dat Mozart het "Requiem" niet afgewerkt had de mogelijkheid om er zich als componist toe te verhouden. Anderen hadden het aangevuld, in andere tijden, dus waarom geen nieuwe interpretatie? Cassol voedde zich altijd al met specifieke muzikale tradities (pygmee, India, Mali). Voor Cassol ligt hierin de grote uitdaging: een ander soort ceremonie verbeelden voor rouw die niet Westers is en niet Afrikaans. Het is allicht een behoefte die mee gevoed werd door een groot verlies in zijn eigen privéleven, door acute nood aan voedende vitaliteit.
Cassol heeft de koorzang vervangen door zang van individuen. Voor de uitvoering deed hij een beroep op Zuid-Afrikaanse operazangers die hij eerder had leren kennen. Tegenover het trio van lyrische zangers stond een trio van zwarte stemmen die uit de orale traditie komen, zangers met wie hij in eerdere producties had samengewerkt. De Latijnse teksten werden vermengd met teksten in het Lingala, Swahili, Tshiluba en Kikongo. (tekst van Hildegard De Vuyst op: les ballets C de la B.be).
Meningen
Recensie van Evelyne Coussens op e-tcetera.be:
Hoe verhouden wij ons tot de dood – hier in het Westen, op andere continenten, of gewoon, tout court, als mens? Is het denkbaar dat verlies winst is, afscheid een feest, dat een kleurrijk bloemmotief uitpiept onder een zwarte rouwjas? Alain Platel en Fabrizio Cassol maken van Requiem pour L. een gebeuren dat zowel in disciplines, in tradities als in emoties een brug slaat tussen begrippen waartussen gewoonlijk hoge muren staan.
Wie het ooit heeft meegemaakt herkent het onmiddellijk: het moment waarop het leven wijkt, waarop, soms na lange uren van bang wachten, als van de ene seconde op de andere een doodsmasker verschijnt waar daarnet nog een menselijk gelaat zat. Er is dan geen twijfel meer: dit is niet langer een mens, maar een dood lichaam. Dat moment is heftig, ondanks de afstand van het videobeeld, zelfs in de wetenschap dat het moment avond aan avond wordt hernomen als onderdeel van een kunstwerk. Hoeveel realiteit kan een podium verdragen? Romeo Castellucci nam zijn publiek in Orphée et Eurydice (2014) live mee in de kamer van een vrouw met het locked-in syndroom, Platel toont de honderd laatste minuten van een mens. Wij, de levenden, kijken daarnaar – voor ons plezier? Of wat hopen we in deze ervaring te vinden? Wat hoopt Platel te veroorzaken?
Wie het sterven in beeld brengt, wie van de dood een spektakel maakt – in de meest primaire zin: een gebeuren door omstaanders gezien – weet dat de smet van slechte smaak voortdurend op de loer ligt. Platel en Cassol kunnen niet van zo’n onkiesheid worden beticht. De hele setting van Requiem pour L. getuigt van sereniteit. Het beeld vult de achterwand maar is statisch, in terughoudend zwart-wit. Met halfgesloten ogen leunt L. achteruit in een kussen met aandoenlijk bloemmotief; ze bevochtigt de lippen, wrijft zich in de ogen. Af en toe verschijnt er een hand in beeld, die zachtjes haar bovenarm streelt. Terwijl L. leegstroomt, vult de grote bühne zich met volk. Het begint met accordeonist João Barradas, die zich door de zwarte rechthoekige blokken op het podium een weg baant naar voren, waar een stapeltje stenen ligt. Hij voegt zijn steen toe en zet aan met een ijle, iele tremelo die eerst aan kracht lijkt te winnen maar vervolgens weer wegsterft – het leven verdwijnt niet uit als een gestaag leegstromend bad, maar in opstandige gulpen.
“Platel toont de honderd laatste minuten van een mens. Wij, de levenden, kijken daarnaar – voor ons plezier? Of wat hopen we in deze ervaring te vinden?”
De andere musici volgen druppelsgewijs en het wordt druk daar op de bühne, zonder dat de groep ooit de massale collectiviteit aanneemt van bijvoorbeeld het koor in C(H)ŒURS (2012). Veertien zangers en musici zullen uiteindelijk in dialoog gaan met zowel het beeldscherm achter hen als met het publiek voor hen, want in Requiem pour L. gaat het zowel om ons als om L. Misschien voorzag Platel dat de aantrekkingskracht – er is geen ander woord – van de dood, vervat in het beeld van een stervende mens, alle aandacht naar zich zou toezuigen en maakte hij daarom van Requiem pour L. een voorstelling zonder klassieke choreografie. Dat betekent niet dat er niet wordt gedanst, integendeel – de musici maken de muziek fysiek, de lichamen van alle aanwezigen (van de drie lyrische stemmen over de drie zangers uit de orale traditie tot de gitaristen, de tubaspeler en de accordeonist) worden nu eens individueel, dan weer in groep voortgestuwd door de vitale compositie van Fabrizio Cassol.
Cassol onderwierp Mozarts Requiem aan een metamorfose die nauwelijks te vatten is in termen van kleur, traditie of cultuur: alle muzikale elementen hebben elkaar zozeer aangeraakt en beïnvloed dat ze geen lasagna vormen van verschillende laagjes, maar een cocktail waaruit bij elke slok een verschillende smaaktoets opspeelt. De geijkte onderdelen van de dodenmis en de klassiek geschoolde stemmen (sopraan, alt, bariton), laten zich vrolijk aansteken door meer volkse instrumenten als accordeon en tuba, slagwerker Michel Seba krijgt het gezelschap van drie collega’s op de duimpiano en alleman of allevrouw neuriet, knipt met de vingers of bespeelt het eigen lichaam als slaginstrument. Geen patchwork is dit van westerse en niet-westerse invloeden, maar ook geen blend, geen egaal gemaakte klankenwereld – het is, simpelweg, wat het is – muziek van de wereld, van leven en dood? Of klinkt dat te zweverig?
“Wat Requiem pour L. vooral doet – op artistiek en emotioneel vlak – is het opheffen van opposities. Zang staat niet tegenover dans, westers niet tegenover niet-westers, verdriet niet tegenover vreugde.”
Een paar keer maar is er op het beeld ‘actie’ te zien, van de meest minimale soort: een lichte glimlach om de mond van L., lippen die zich even tuiten in een kus. De hele tijd wordt er goed voor L. gezorgd, zowel door haar naasten on screen als door de groep onbekenden die off screen zijn gezangen, gebeden, woorden en glimlach ook tot haar richt. Zou het kunnen dat tegenover de dood niet het leven staat, maar de liefde, vooral die voor dat leven zelf? Zijdelings in beeld verschijnt de arts, die haar (wellicht) vraagt of ze er klaar voor is en even haar wang streelt. De performers maken nu ruim baan voor het beeld, stellen zich op aan weerszijden van de bühne. Alleen de trillende mondhoeken van L. verraden dat ze even huilt, terwijl de tuba als een misthoorn het teken blaast voor vertrek. Over L.’s haren strelen nu vingers die bijna niet meer aanraken. De mond van L. zakt open.
De dood is niet voor niets de grote gelijkmaker. Wat Requiem pour L. vooral doet – op artistiek en emotioneel vlak – is het opheffen van opposities. Zang staat niet tegenover dans, westers niet tegenover niet-westers, verdriet niet tegenover vreugde. De musici dragen tegelijkertijd fleurige hemdjes én zwarte rouwjasjes. Ze zijn de verpersoonlijking van de idee dat het leven niet verloopt in vast afgebakende categorieën, maar dat het op elk moment veel dingen tegelijk is. Net zoals dit kunstwerk zelf opera, concert, dansvoorstelling en eerbetoon in één is. Die gedachte zal de ene mens houvast ontnemen, een ander zal er troost uit putten. Sowieso maakt het ongemakkelijk, zo’n open einde, want Platel en Cassol sturen ons naar huis zonder afgerond verhaal. Maar laat nu net daarin de kracht schuilen van Requiem pour L.
Recensie van Pieter T'Jonck op De Morgen:
In Requiem pour L. staat een bewerking door vooral Afrikaanse muzikanten van Mozarts Requiem tegenover een film van een stervende vrouw. Componist Fabrizio Cassol en choreograaf Alain Platel ontroeren door hun fijngevoelige omgang met dat beladen materiaal.
Mozart overleed vooraleer hij zijn Requiem voor een anonieme klant kon afwerken. Na zijn dood werkte de bevriende componist Franz Xaver Süssmayer het werk verder af op vraag van zijn vrouw Constanze. Fabrizio Cassol raakte gefascineerd door die complexe geschiedenis en nam Mozarts muzikale ideeën weer onderhanden.
Terwijl Süssmayer zich wegcijferde voor zijn overleden vriend, hoor je hier duidelijk Cassols eigen inbreng. Hij voegt ook nieuwe stemmen toe. Net als bij Coup fatal (2014), een eerdere productie met Platel, deed hij daarbij beroep op muzikanten uit Afrika, Portugal en België.
Cassol greep ook drastisch in de partituur in. Hij vervangt koren door individuele stemmen, een klassiek orkest verruilt hij voor accordeon, duimpiano, elektrische gitaar en tenortuba. Latijnse teksten krijgen soms een Afrikaanse vertaling, al herken je ook liturgische zinsneden als Lacrimosa dies illa.
Zo ontstaat iets nieuws, dat noch Afrikaanse, noch Westerse klassieke muziek is. Een helse taak, want de meeste muzikanten komen uit een orale traditie en lezen geen partituren. Cassol bracht hen de muziek dan individueel bij. De muzikanten hebben echter niet alleen een andere muzikale traditie, in hun wereld gaat men ook anders om met sterven en rouw dan Europeanen. Bij ons staat rouw gelijk aan droevige blikken en een gereserveerde houding. Niet zo voor Afrikanen: zij ‘vieren’ een overlijden uitbundig.
Dat voel je in hun diep betrokken interpretatie van de muziek. Ze gaan er zo in op dat musiceren als vanzelf dansen wordt. Daar verschijnt Alain Platel ten tonele: hij capteerde en versterkte die vitaliteit op subtiele wijze.
Het podiumbeeld bestaat uit blokken van ongelijke hoogte. Daartussen nauwe passages, net één man breed. Het lijkt op het Berlijnse Monument voor de Holocaust, of een reusachtig kerkhof. De constructie laat echter heel diverse opstellingen van het orkest toe. Zo zie je de dynamiek binnen de groep voortdurend evolueren.
En dan is er de zwart-witfilm in de achtergrond. Een vrouw in bed, omringd door mensen. Je beseft al snel dat ze stervende is. Soms deemstert ze weg, maar dan slaat ze weer de oogleden op, voor een glimlach of om haar lippen te likken. Dat waken en slapen lijkt samen te vallen met de afwisseling van levendige en verstilde momenten in de muziek. Tot haar onderkaak wegzakt en haar wangen invallen en je weet: het is voorbij.
Net dan zetten de muzikanten de finale in. A capella. Niet somber, maar uitbundig, met geklap en gestamp. Als om te zeggen: dit leven is voorbij, maar de herinnering leeft voort. Dat gebeurt hier ook elke avond: elke keer herrijst de vrouw en sterft ze weer. Het heeft iets magisch in zijn eenvoud.
Inspiratie
Griet op de Beeck tipte deze voorstelling via Facebook. Ik ben twee keer gaan kijken, in Amsterdam en Rotterdam. Beide keren stroomden de tranen over mijn wangen. Het heeft me enorm aangegrepen. De eerste keer was ik vooral gefascineerd door de stervende vrouw op het grote scherm op het toneel, de muziek vond een weg naar mijn hart. Die muziek kwam de tweede keer nog veel harder binnen. Daarnaast de eenvoud van decor en choreografie, en de enorme oprechtheid van iedereen op het toneel.
Video
Lacrimosa met beelden uit de voorstelling
Agnus Dei, zonder beeld