Oostvaardersplassen

Vroeg op, ik word om 9u verwacht in het Buitencentrum Oostvaardersplassen, in Lelystad. Daar ga ik mee met een gids, in een stoere jeep, ik heb een fotosafari geboekt. 

Toen in 1968 de Flevopolder was drooggemalen, bleef dit natte deel ongebruikt. De natuur greep haar kans en er ontstond een moeras met plassen, rietvelden en wilgenbossen. Het rietmoeras werd in korte tijd een verblijfplaats voor vele, vaak bijzondere vogelsoorten. Als broedgebied, schuilgebied of om voedsel te zoeken.
Het gebied dat we nu Oostvaardersplassen noemen bestaat uit een kern waar de natuur voorop staat, de ‘oude’ Oostvaardersplassen noordelijk van de spoorlijn. 

Bijna de helft van de Noordwest-Europese populatie grauwe ganzen komt naar de Oostvaardersplassen om te ruien. Sommige blijven om te broeden. Het is ook een van de belangrijkste broedgebieden voor lepelaars in West-Europa en het thuis van een van de grootste aalscholverkolonies. De Oostvaardersplassen is ook rijk aan roofvogels. Vrijwel nergens kunnen op één dag zoveel soorten worden gezien. 

De Oostvaardersplassen zijn onderdeel van Nationaal Park Nieuw Land. 

Samen met de Marker Wadden, de Lepelaarsplassen en het Markermeer zijn ze in 2018 uitgeroepen tot Nationaal Park. Kenmerkend voor de Oostvaardersplassen, naast de vele vogels, zijn de grote grazers. De kuddes edelherten, konikpaarden en heckrunderen zijn niet te missen op een wandeling door de vlaktes. Heckrunderen houden met hun graasactiviteiten het grasland in de Oostvaardersplassen open. De konikpaarden grazen het halfdroge landschap open, en de edelherten houden het struikgewas in toom.

oude spoordijk

Heckrunderen

Deze fotosafari brengt je door een gebied waar je als wandelaar niet mag komen. In de boekingsbevestiging staan wat praktische zaken, waaronder: Trek niet opvallende kleding aan en gebruik geen parfum. Ik blijk de enige te zijn die zich vandaag voor deze safari heeft aangemeld. Dus ik mag lekker voorin zitten en neem in keurig onopvallend zwart plaats naast de gids, gehuld in het feloranje T-shirt van Staatsbosbeheer. 

Hij vertelt me drie uur lang hele interessante verhalen over het gebied. Zo zijn de Heckrunderen genoemd naar de Duitse broers Heinz en Lutz Heck. In de jaren twintig en dertig probeerden zij een runderras te creëren met dezelfde eigenschappen als het uitgestorven oerrund. Hij laat me het verschil zien tussen koolzaad en de mosterdplant. Vertelt over de ontwikkelingen in dit gebied.

Helaas zien we niet veel dieren. We zien wat heckrunderen in de verte, een groep mannetjesherten nog veel verder weg, een dodaars (soort fuut) met kind. Meerdere buizerds en andere vogels. En ik zie mijn eerste vos! Zo blij! We zien ook heel veel niet. Er lopen hier weliswaar geen wandelaars, maar er vinden wel veel werkzaamheden plaats. Grote machines rijden om ons heen, doen het stof opwaaien en houden mogelijk de dieren wat op afstand. Ze zijn druk bezig met de herinrichting van dit gebied, en hebben vanwege de winter en het broedseizoen maar beperkte tijd om hier te kunnen werken. 

Natuurlijk had ik gehoopt op meer. Maar de gids, een gepensioneerde apotheker, doet enorm zijn best en heeft mooie verhalen. Verhalen die deels 's middags terugkomen als ik zelf nog een wandeling maak. Dus zeker de moeite waard en ik hoop nog eens een safari te kunnen doen, bijvoorbeeld in de bronstijd. 

Persicaria amphibia (Veenwortel)

Phragmites australis (rietsoort)

Na een lunch loop ik 't Lange pad, een wandeling van 7 km in het Ooievaarsveld. 
Boswachter Rosan op den Kelder: “Wandelen door de rietvelden, het wilgenbos, langs waterpartijen met watervogels en dan genieten van een weids uitzicht vanaf het uitkijkpunt. Als je je ogen openhoudt, kan je hier ontzettend veel zien. De variatie aan landschappen in combinatie met een verscheidenheid aan dieren maakt deze wandelroute zo speciaal."

De gids liet me 's ochtends zien dat de rietbladeren kunnen draaien om de hoofdstengel. Zo werkt ieder blad als een windvaan. De brede bladeren vertonen een dwarsgolving op wel twee tot drie plaatsen, de zogenaamde duivelsbeet. Deze oude legende vertelt het verhaal hierachter:

Toen God de aarde in zes dagen had geschapen rustte Hij op de zevende dag. De week erna verbeterde Hij nog her en der wat aan de Schepping, maar toen was alles klaar. De eerste paar weken vond God het heerlijk om in alle rust te genieten van de prachtige Schepping, maar daarna begon Hij zich te vervelen.
Na die dagen bleek niet alles perfect, er liep een kwaad rond. De duivel kon het niet hebben dat God zo’n prachtige wereld had gecreëerd en hij saboteerde de boel zo nu en dan. Door duivelse streken jeukten sommige planten heftig na aanraking en kwamen er doornen aan de rozen. Maar ook de duivel verveelde zich zo nu en dan.
Op een dag kwamen God en de duivel elkaar tegen tijdens een wandeling en zij ontdekten bij elkaar de verveling. “Ik heb een idee. Zullen we zo nu en dan een spel spelen als we ons vervelen?” zei God en de duivel vond dat een goed idee. Er was maar één spelregel: er moest altijd een winnaar zijn. Meestal won God en dat kon de duivel niet uitstaan.

Op een dag had God behoefte aan een uitdaging en klopte op de deur van de duivel. “God,” zei de duivel “ik heb een plan voor een heel moeilijk spel. Wie van ons creëert het mooiste gewas op aarde, een gewas dat nog niet bestaat, dat beter en mooier is dan alles wat er al is geschapen.” Dat vond God goed en  ze gaven elkaar een week de tijd voor de schepping van het nieuwe gewas.
Zowel God als de duivel hadden een leuke week, met veel plezier werkten ze aan de nieuwe creatie en beiden waren er aan het einde van die week van overtuigd de wedstrijd te zullen winnen omdat ze werkelijk iets heel bijzonders hadden gemaakt.

Toen ze elkaar zeven dagen later troffen was het een stralende zomerdag. De duivel bood God aan als eerste te beginnen. Na een kwartiertje lopen wees God op een akker vol hoge grassen. “Moet je kijken,” zei hij tegen de duivel “hoe mooi deze gewassen golven in de wind en hoe de zon het prachtig goudgeel kleurt. Ik noem het Graan.” De duivel klikte met zijn tong en zei: “Het is prachtig, werkelijk waar, het is heel mooi. Maar kom mee, ik denk dat ik nóg iets mooiers heb gemaakt”. Hij nam God mee en ze liepen een dijk op. “Kijk,” zei de duivel “ik heb ook een bijzonder gras gemaakt. Zie, hoe schitterend dit veld is. Het ziet er ieder seizoen anders uit. In de lente is het klein en teer groen, in de zomer wuiven de paarse aren en in de winter is het goud gekleurd en ruist de wind door de bladeren. Dit gewas noem ik Riet”. God was onder de indruk van het nieuwe gewas. ”Het is prachtig wat je gemaakt hebt, duivel, werkelijk waar.” De duivel lachte trots. “Maar,” vervolgde God “ik moet je zeggen dat jouw gewas schitterend is, maar ik vind mijn graanveld toch mooier, ’t is verfijnder. Ik vind dat ik gewonnen heb.” Daar was de duivel het niet mee eens. De hele dag debatteerden ze over de uitslag en kwamen er niet uit. Ze hadden ooit afgesproken dat er altijd een winnaar moest zijn en nu leek het toch uit te komen op het eerste gelijkspel. Juist op dat moment liepen er twee mensen langs: “Adam en Eva,” riep God “jullie komen als geroepen. Wij hebben een wedstrijd gehouden wie het mooiste gewas heeft gecreëerd, maar we komen er niet uit en er moet een winnaar komen. Bepaal eens wie het mooiste gewas heeft gemaakt. Jullie zijn de scheidsrechters.” Adam en Eva keken hun ogen uit bij het zien van de schitterende velden en zeiden dat beide gewassen werkelijk fraai waren en dat het gelijk spel was. Maar dat accepteerden God en de duivel niet. Er moest een winnaar komen. Adam en Eva dachten lang na en toen zei Eva: “We vinden eigenlijk dat ze beide even mooi zijn, maar als we moeten kiezen, dan is het graan de winnaar. Want  graan is ook voedsel voor ons mensen.” Daarop ontstak de duivel in een blinde woede. Hij had nog nooit iets mooiers gemaakt en weer had God gewonnen. Uit frustratie en boosheid heeft hij toen in alle bladeren van het riet zijn tanden gezet. En dat zien we nog tot op de dag van vandaag. Want als je goed kijkt, zie je dat midden op ieder blad nog steeds de afdrukken van de scherpe tanden van de duivel zichtbaar zijn.

Arctium lappa (Grote klit)

links en rechts: Sambucus nigra (Gewone vlier); midden Viburnum opulus (Gelderse roos)

Op de uitgebloeide berenklauw zie ik slakken met prachtige kleurrijke huisjes. Ik probeer ze tevergeefs scherp op de foto te krijgen. Maar ik vind die uitgebloeide berenklauw ook een mooie structuur hebben. 

Arctium minus (Gewone klit)

Linaria vulgaris (Vlasbekje)

Toch nog de Konikpaarden die we 's ochtends bij de safari niet konden vinden. Dit is een van oorsprong in Polen en Wit-Rusland in het halfwild gehouden paardenras dat klein van stuk is. Koń is Pools voor paard, konik (konjiek) voor paardje. Er leven nu ongeveer 250 Konikpaarden in de Oostvaardersplassen. 

Grauwe gans

Lepelaar

Ik sta in een vogelhut. Twee vrouwen vragen me of ik kan inzoomen, ze zien iets in de verte, bij de lepelaar, wat ze niet kunnen duiden. Ik zoom in en zie iets heel snel op en neer bewegen. "Het is iets heel bijzonders", roep ik. Ik kijk nog eens goed, er komt een hoofdje boven water. "Het is een... eend!" Ons gelach verjaagt de vogel die net haar nestje in de hut kwam opzoeken. 

Casarca

Berenklauw

Als kadootje voor mezelf koop ik in het Buitencentrum een metalen vogel, te zien op de eerste foto van dit bericht. Deze Zimbabwaanse kunst is gemaakt van oud en afgedankt ijzer van olievaten, auto's, wasmachines, koelkasten en fornuizen die liggen op de afvalbergen in Harare. Het metaal wordt eerst sterk verhit om roest en verf te verwijderen. Dan wordt het in stukken gezaagd, geknipt en uiteindelijk omgevormd tot iets moois. Vervolgens komt er vernis over en mag het drogen onder de Afrikaanse zon. Ik zet het beeld thuis op de grond. Als 's avonds de kat langsloopt schrikt ze zich rot. Ze zakt door haar poten, staart gaat laag. Ze komt langzaam dichterbij en snuffelt aan de spitse snavel van de metalen reiger. 
Voor mij is het beeld een aansporing om de natuur in te gaan. 

Het is nog een beetje zoeken. Ik ben jarenlang niet echt alleen op vakantie geweest en ik merk dat ik een drempel over moet om weer dingen te ondernemen. Duurt het heel lang voor ik plannen omzet in iets definitiefs. Mijn daadkracht en ondernemingszin hebben een knauw gekregen. 

De auto brengt me op plekken die voorheen lastiger te bereiken waren. Het geeft daarnaast soms ook een beetje onrust. Naast de kilometerprijs betaal je uiteraard ook de kosten voor de huur. Verder krijg ik steeds wat meer rijervaring, maar zijn er ook nog dingen die ik spannend vind. Vind ik het prettiger te rijden als het niet zo heel druk is, en terug te komen op een tijd dat er meestal nog plek is bij mijn favoriete laadpaal.

Los van de auto voelt het af en toe als een snelweg in mijn hoofd. Hierdoor loop ik minder genietend rond, sta ik nauwelijks stil om gewoon te kijken en neem ik minder tijd voor een scherpe foto. Ik moet steeds dóór van mezelf, in allerlei opzichten. Gevoed door schuldgevoel omdat ik niet werk en anderzijds omdat ik niet alles uit het leven haal. 

Deze dagjes zijn een begin, ik ben in beweging. Nu weer wat vaker stilstaan.