2003 Afrika

 

Een groepsreis door Kenia, Tanzania en Zanzibar met vriendin H. We vliegen naar Nairobi. Tegenwoordig telt Nairobi bijna twee miljoen inwoners. In het kleine stadscentrum staan lage afgebladderde koloniale gebouwen aan de voet van gloednieuwe wolkenkrabbers. Om het stadscentrum heen zijn enkele voorsteden en krottenwijken, die zich verder en verder uitbreiden, terug te vinden. De hoofdstad is een kleurrijk en ongeordend gebeuren, waarin het leven zich grotendeels op straat afspeelt.

Onze reis begint in de hoofdstad van Kenia, Nairobi. Deze stad heeft zijn naam te danken aan de taal van de Masai en is afgeleid van de term Ewaso Nyirobi, wat koele wateren betekent. De stad is de grootste tussen Caïro en Johannesburg. De verschillen tussen rijk en arm zijn groot. Zakenlui rijden in mooie westerse auto's terwijl de minderbedeelden zich door matatu's laten vervoeren, een soort minibusje en wonen in grote sloppenwijken buiten de stad. 

 

We rijden met de bus richting Nanyuki door de Keniaanse hooglanden, het woon- en leefgebied van de Kikuyus. Dit is de grootste etnische groepering van Kenia, en verbouwt op hun eigen shambas (kleine stukken grond) maïs, thee, aardappelen en graan. De rit voert langs Mt. Kenya, een uitgedoofde vulkaan van zo'n drie miljoen jaar oud. 

We maken een wandeling over de flanken van Mt. Kenia en lopen richting de Mau-mau grotten. Vanaf 1952 werden deze grotten vijf jaar lang bewoond door een jonge groep Kikuyu-rebellen totdat ze in 1957 door de Engelsen werden ontdekt. De leider van deze rebellengroep was de later democratisch gekozen eerste president van Kenia. Op de camping worden we bekeken door een groep nieuwsgierige bavianen. 

We vervolgen onze weg noordwaarts en komen langs bomen met de nesten van wevervogels. In de broedtijd zijn de mannetjes vaak opvallend gekleurd, meestal in geel en zwart, maar ook grijs, wit en zwart. De vrouwtjes blijven onopvallend van kleur. De meeste wevers vlechten een overdekt nest van plantenvezels, soms met een lange, buisvormige ingang (foto rechts en boven). We stoppen even bij het verkeersbord dat de evenaar aanduidt (foto onder). 

gerenoek

We rijden het gebied in van de Samburu's. De Samburu's zijn een aan de Masai verwante stam die vaak rode tunieken en kralenkettingen dragen. Ze wonen in het Samburu National Park. We maken meerdere safari's in het park en zien onder andere struisvogels, olifanten, leeuwen, grevy-zebra's (smalle strepen en grote oren) en schildpadden. Ook maken we kennis met de zeldzame gerenoeks, een lange slanke antilope, ook wel girafgazelle genoemd. We slapen op een kampeerplek aan de rivier Ewaso Ng'iro. 

Maralal is de verblijfplaats van een aantal Nilotische stammen zoals de Masai, Turkana en Samburu, die allen uit Soedan komen. Vanwege de onstabiele situatie in het noorden van Kenia zijn veel Turkana's gevlucht naar Maralal. In Kenia wonen rond de achtentwintig miljoen mensen. Er zijn ruim zeventig verschillende etnische groeperingen. Bij veel stammen vervagen de tradities en zijn westerse invloeden steeds duidelijker waarneembaar. De stammenherkomst van een persoon blijft echter het belangrijkste deel van de identiteit. Grofweg kunnen de stammen worden ingedeeld in drie groepen: Bantu (waaronder de Gusii en Meru), Niloten (o.a. de Masai, Turkana en Samburu) en Swahili. 

We brengen een bezoek aan een Samburu-stam. Samburu betekent vlinder. Er wordt ook gezegd dat de naam afstamt van het woord samburr, een leren buidel waarin men vlees en honing bewaart. Er zijn ongeveer 150.000 Samburu's, een grotendeels nomadisch volk. Ze leven voornamelijk van veeteelt, runderen, schapen, geiten en kamelen. Ook toerisme speelt een steeds grotere rol. Onze gids spreekt goed Engels, hij heeft een aantal jaar in Nairobi gestudeerd maar is teruggekeerd om zijn stam te verrijken met zijn kennis.

Over een bergachtige route met onverharde wegen rijden we in zeven uur naar het Baringomeer, in de Rift Vallei. Het Baringomeer vormt het leefgebied van de Kalenjins en de Pokot, beide Bantu-stammen die minder traditioneel leven als de Nilotische stammen. We overnachten op een camping aan het meer. Rond het meer zijn 240 vogelsoorten geteld, waaronder ooievaars, ijsvogels, reigers, en Afrika's trots de zeearend. Het Baringomeer bestaat uit zoet water en daarom vind je er veel verschillende diersoorten, zoals nijlpaarden en krokodillen.

We gaan op bezoek bij een Pokot-stam. Hele aardige mensen en een veel minder toeristische ontmoeting. Er worden geen sieraden voor ons omgedaan, geen dansjes opgevoerd. We krijgen een kijkje in hun leven en dat is indrukwekkend. De Pokot hebben veel gewoontes overgenomen van de Turkana's, hoewel ze onderling ook veel oorlog hebben gevoerd. Ze eten alle soorten vlees behalve aaseters zoals de hyena of de jakhals. Ze drinken melk van het vee dat ze houden, bloed van het vee dat ze slachten, aangevuld met aangelengde honing. Er zijn tegenwoordig ook huwelijken tussen de beide stammen. De Pokot op het Laagland verbouwen mais, de Pokot die zich hogerop hebben gevestigd verbouwen ook gerst en tabak. Daarnaast wordt vee gehouden.

We rijden naar het Nakuru Nationaal Park met daarin het Nakurumeer, een zoutwatermeer. De duizenden flamingo's kunnen de oevers tijdelijk roze kleuren. Daarna slaan we boodschappen in bij de winkels van Nakuru en slapen op de camping bij Njoro. 

Vandaag rijden we vijf uur westwaarts door een landschap van theeplantages. Dit is het land van de Luo's, Kenia's derde etnische groep qua grootte, maar er wonen ook andere stammen. Dit is het agrarische deel van Kenia, hier worden maïs, aardappelen, bonen, bananen en andere groenten verbouwd. Dat gaat nog op de traditionele manier, met hak en ploeg. We verblijven in een hotel in Kisii. De dag erna rijden we door kleine dorpen en langs een school met enthousiaste kinderen naar Tanzania. We vervolgen onze weg door een rotsachtig landschap en steken de Mara-rivier over. We slapen in een hotel bij Musoma.

De komende twee dagen brengen we een bezoek aan het Serengeti Nationaal Park. In Masai betekent dit ’eindeloze vlakte’. Met busjes rijden we het park in. In het oudste Nationale Park van Tanzania, opgericht in 1951, bevindt zich een enorm aantal dieren waaronder 1.500.000 gnoes, 400.000 zebra’s en 200.000 Thomson gazellen. In de maanden mei en juni vindt de trek plaats van deze dieren. De Serengeti is één van de vijf grote ecosystemen in Afrika waar een leeuwenpopulatie voorkomt van zo’n vijftienhonderd leeuwen. Het park herbergt open grasvlakten, rotspartijen, savanne en beboste gebieden. 

We maken safari's in de vroege ochtend en de late middag. Een ’kleine’ opsomming van de dieren die je in de Serengeti kunt aantreffen: impala, zebra, Thomson gazelle, Grant gazelle, water-, bos- en rietbok, topi, buffel, luipaard, cheetah, gevlekte hyena, vleermuisvos, jakhals, stekelvarken, wrattenzwijn, rots-dassies, bavianen, masai-giraffen, olifanten en nijlpaarden. Daar komen nog eens bijna 500 vogelsoorten bij, waaronder gieren, ooievaren, valken, buizerds, arenden en struisvogels. 

 

Het is een onvergetelijke ervaring om deze dieren in hun eigen omgeving te mogen observeren. Het lijkt soms een beetje een wedstrijd, welke auto heeft als eerste de belangrijkste dieren gespot, en wie heeft welk dier als beste op de foto. Maar als je dat los kunt laten heb je een geweldige tijd in het park. 
Foto 2 links: buffels

Tanzania heeft ongeveer 29 miljoen inwoners, verdeeld over zo'n honderd etnische groeperingen die voornamelijk afstammen van de Bantu's. De Masai wonen vooral in het noordoosten van Tanzania. Tegenwoordig bevolken zij nog maar een klein deel van hun oorspronkelijk gebied, wat voornamelijk in de Serengeti ligt.

Na het bezoek aan de Serengeti rijden we door naar een ander nationaal park: de Ngorongoro Conservation Area. Het landschap wordt groener en ruiger. Onderweg komen we Masai tegen. Een aantal jongens hebben een wit beschilderd gezicht, dit heeft te maken met rituelen rond de besnijdenis. Enkipaata is de eerste ceremonie en vindt plaats voor de besnijdenis. Tijdens deze eerste ceremonie wordt het gezicht van de jongen met witte verf beschilderd. Deze ceremonie wordt georganiseerd door de vaders van de jongens die deze ceremonie onder gaan. De jongens reizen buiten het gebied van hun stam voor ongeveer vier maanden, er worden zo’n dertig tot veertig hutjes voor ze gebouwd, daar zullen de jongens worden ingewijd. De dag voor de ceremonie moeten ze buiten het bos slapen, als het dan de volgende dag ochtend is moeten de jongens naar de huizen rennen en de hele dag dansen, hierna zijn de jongens klaar om besneden te worden.

Daarna krijg je het ritueel Emuratare, dat is het besnijden. Je moet dan als jongen zeven dagen lang op een grote groep vee passen, de achtste dag wordt hij besneden. Als hij besneden is moet hij duidelijk maken dat hij ‘volwassen’ is door met zware speren rond te lopen, op vee passen of ’s nachts bij vrienden op bezoek gaan.

De laatste stap is de Emanyatta. Dat is een kamp van ongeveer dertig huizen, waar de jonge krijgers gaan wonen. Ze krijgen daar een opleiding op het sociale, religieuze en politieke vlak, daarnaast worden ze ook ingewijd in de tradities, ze leren liederen en de kunst van het oorlog voeren.

Meisjes worden besneden wanneer ze beginnen te menstrueren. Het is namelijk een schande als een onbesneden meisje zwanger raakt. 'Een kind moet geen leven geven aan een kind', zeggen de Masaï. Als het meisje toch zwanger raakt moet ze gelijk worden besneden, vroeger kon het zelfs zo zijn dat een zwanger meisje verstoten werd. De besnijdenis vindt plaats in het huis van haar moeder. Om voldoende licht in het huis te hebben wordt een gat in het dak gemaakt. Het meisje wordt door een vrouw van buiten het dorp besneden. In tegenstelling tot jongens mogen de meisjes wel huilen en hun emoties tonen. Na de gebeurtenis worden er dieren geslacht en gegeten, er wordt gezongen en gedanst. Ze heeft een aantal weken nodig om te herstellen en tijdens die periode moet ze zwarte kleding dragen en haar gezicht wordt met witte lijnen beschilderd. Dat is om andere mensen haar schoonheid niet te laten zien. Als ze helemaal hersteld is, is ze klaar om te gaan trouwen.

We slapen aan de rand van de krater, op de camping lopen spannende dieren rond en zien we de priemende ogen van hyena's in de struiken rond onze tenten. 

foto boven: gnoe (wildebeest) / foto onder: jonge hyena
foto hieronder: serval

wrattenzwijn

De Ngorongorokrater wordt gezien als één van de mooiste wildreservaten in Oost-Afrika, er is een grote variatie in landschap en wild in een relatief klein gebied. Net zoals in de Serengeti zijn de meest voorkomende dieren gnoes, zebra's en Thomson gazellen. Daarnaast komen er olifanten voor, leeuwen, hyena's, buffels, hartebeesten en meer dan 100 vogelsoorten, waaronder de flamingo en de wauw. 

De krater is ontstaan na het afbreken van een vulkaan en staat sinds 1979 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Je hebt hier kans om de Big Five te zien; de olifant, neushoorn, leeuw, luipaard en buffel. 

Na het bezoek aan de krater overnachten we op een camping in Karatu. 

De dag erna hobbelen we naar Arusha, waar we een markt bezoeken en door naar Moshi, aan de voet van de Kilimanjaro, Afrika's hoogste berg van 5895 meter. Een vrouw uit de groep zal deze de komende dagen beklimmen terwijl de rest doorreist naar de oostkust. We kamperen twee nachten in Bagamoyo, aan de Indische Oceaan. 

We rijden naar Dar es Salaam en nemen de boot naar Stonetown, de hoofdstad van Zanzibar. Hier brengen we de laatste dagen met de hele groep door. Het eiland heeft veel bezetters gekend, Egypte, Griekenland, Perzië, Arabië, India, China en Europa. In de vierde eeuw werd Zanzibar bewoond door de Bantu-bevolking, gevolgd door Perzische en Arabische immigranten die hun land hadden ontvlucht. Door de samensmelting met de lokale Afrikaanse cultuur en de uitbreiding van de handelsroutes met islamtische landen, ontstond de huidige taal Kiswahili, vernoemd naar het Arabische woord 'sahil' dat 'kust' betekent. Ook handelaren en plunderaars kwamen hierheen om hun geluk te beproeven. Uiteindelijk trokken de Omani Arabieren de macht naar zich toe tot halverwege de 19e eeuw toen Zanzibar een Brits protectoraat werd. Het erfgoed van de eeuwenlange overheersing van de Omani-arabieren is tot op de dag van vandaag merkbaar. Op Zanzibar bevinden zich tientallen moskeeën, de vrouwen lopen er gesluierd rond en het eten wordt met veel oosterse kruiden verrijkt. De rijkdom aan Arabische paleizen dankt Zanzibar aan de handel in ivoor en slaven. In de periode tussen 1830 en 1876 werden er meer dan zeshonderdduizend slaven verhandeld. In 1964 werd Zanzibar na een bloedige revolutie een nieuwe provincie van Tanzania.

Stonetown dankt haar naam aan de vele gebouwen die in de 19e eeuw uit koraalsteen zijn opgetrokken, de stad ademt nog de sfeer van de Arabische - en koloniale overheersing. Je loopt er door een doolhof van straatjes, steegjes en verborgen pleinen met stalletjes. Vrouwen lopen rond in hun traditionele kangas die elk zijn voorzien van een boodschap in het Swahili. Je ziet prachtige grote met koperslag bewerkte houten deuren en balkons.

Zanzibar wordt ook wel het kruideneiland genoemd en is de grootste exporteur van de kruidnagel. We maken een tour met een lokale gids die ons veel laat zien van het plantenleven op Zanzibar. Waar komt jodium vandaan? Welke kokosnoot is eetbaar? Hoe zien de bomen eruit van de tamarinde, de kruidnagel, de cacao, passievrucht, ramboetan en nangka, ook wel jackfruit genoemd (foto rechts).

Een klein deel van de groep heeft samen met mij en vriendin H. nog een paar dagen verlenging geboekt in Noord-Zanzibar, de rest gaat naar huis. Met een busje worden we naar één van de ‘bounty’ stranden van Zanzibar gebracht, Nungwi Beach. Daar slapen we in huisjes met rieten daken aan het strand. Het strand ligt werkelijk bezaaid met de meest prachtige schelpen. In de namiddag zie je de lokale bevolking het strand op komen. Vrouwen staan tot hun middel in de zee met enorme netten en proberen zo de vis naar binnen te halen.