Tijdens deze reis hield ik een blog bij. Hieronder de teksten, samen met een selectie van de foto's.
Voorpret
Over een paar dagen ga ik op reis.
Nog twee dagen werken. Nog een paar dingen kopen. Nog een heleboel doen. Al maanden bereid ik voor en toch is er nu nog een lange lijst. Vandaag kon er wel iets worden afgestreept, ik heb iemand gevonden die tijdens mijn afwezigheid in mijn huis wil wonen. Hij heeft een deel van mijn reis net achter de rug. Gisteravond kwam ik in contact met de twee mensen met wie ik een week door Mongolië ga trekken. We wisselen telefoonnummers uit en wensen elkaar een goede reis.
Ik heb mijn inentingen en visa en nagenoeg alle reisbescheiden. Hoe dichterbij de reis komt, hoe minder zin ik heb. Dat gevoel heb ik altijd. Wat een gedoe toch altijd weer, laat mij maar een hele tijd in bed liggen. Zoveel keuzes, het verlamt me. Alleen al de keuze voor de site waarop ik dit blog zal bijhouden. Er zijn er zoveel, en de een heeft dit nadeel, de ander dat. Maar op een gegeven moment moet je een knoop doorhakken.
Ik ga op reis. Het voelt heel onwerkelijk. Het voelt als de reis van iemand anders. Ik hoop dat gedurende de tweeënhalve maand die ik onderweg ga zijn de reis van mij gaat worden.
van Zus krijg ik deze mascotte mee, met de opdracht deze tijdens de reis op de foto te zetten
Rusland
Drempel
Het wordt iedere reis erger, de grote tegenzin om te gaan vlak voor vertrek. Mijn huis is overgedragen, er is kattenvoer voor tien weken, de tas is gepakt. Ik heb al veel gereisd, een beetje kennis over wat mee te nemen en wat zelfvertrouwen zou je mogen verwachten, maar de paniek neemt toe. Heb ik alles wel mee, heb ik niet teveel mee, ga ik het financieel redden, wat als mijn tas wordt gestolen. Online heb ik al ingecheckt voor mijn eerste vlucht. Mijn beste vriendinnetje kwam vanmiddag langs om me een paar keer te omhelzen. Van mijn zus heb ik een geweldig reisboek gekregen, met weetjes, quizvragen, Toon Tellegen-verhaaltjes, met lijstjes waar ik kan invullen wat het mooiste en het stomste was van die dag.
Ik begin met vier dagen in de trein. Ik zal regelmatig zonder internet en andere moderne communicatiemiddelen zitten, zoals in de Gobi woestijn, bij de monniken in Xiahe, op de Mekong Delta. In China moet ik maar afwachten of ik door de internetcensuur heen kom. De komende tijd draait de wereld niet om mij, maar draai ik om de wereld. Dat betekent dat ik wel veel zal schrijven, maar ik heb ook echt behoefte aan jullie verhalen. Dus mail me wat jullie bezighoudt, wat er bij jullie gebeurt. Nog één keer mijn tas herpakken, kijken of 'ie lichter kan. En dan: weg.
Weg
Het apparaat waaruit ik roebels probeer te krijgen kan heel veel. Lottokaartjes, hotels, taxi's, pas als je je bankpas erin stopt komt de mogelijkheid van geld pinnen naar boven. Een taxichauffeur legt me met tegenzin uit hoe ik met een trein naar het centrum kom, hiermee bespaar ik zo'n veertig euro en probeer ik mijn zelfstandigheid omhoog te krijgen. Met de Airexpress ben ik in vijfendertig minuten bij een metrostation, vandaar moet ik nog drie haltes naar het station waarvandaan de trein naar Irkutsk vertrekt.
Russische metrostations zijn mooi vormgegeven, maar het is moeilijk voor niet-Russen om er je weg te vinden. De stations hebben meerdere ingangen, hele lange roltrappen en de teksten zijn in Cyrillisch schrift. De beambte die ik de weg vraag haalt zijn schouders op. Gelukkig loopt een man langs die Engels spreekt, hij wijst me de weg. Zo kom ik op station Iaroslavskaja Voksal, een groot plein met veel mensen en veel ingangen naar treinen. Ik vraag waar ik moet zijn en word naar boven verwezen. Dat lijkt me niet juist, dus dan maar eerst eten, ik heb nog een paar uur. Ik beland in een café dat Bahnhof heet. De muziek staat voluit en om me heen wordt hard gebeld. Een man trekt zijn trui uit, zit er in een mouwloos shirt, zet zijn volle lippen aan een pak tomatensap en drinkt het in één keer leeg. Hij zucht hard en slaat zich een paar keer op de borst. Dan drinkt hij op dezelfde manier een literblik bier in één keer leeg. Vervolgens gaat hij mij gedurende de twee uur dat ik er zit verlekkerd aan zitten kijken. Ik ben het zat en sta op. Buiten volg ik de mensen met de grote koffers. Ik zie westers uitziende mensen die met een beambte meelopen en ik spreek ze aan. Het blijken Engelsen. We zitten in hetzelfde rijtuig, wel een andere coupé. Ik leg mijn spullen op het onderste bed, een man komt binnen. Ik probeer een gesprek met hem aan te gaan, maar hij is Russisch. Ik teken waar Nederland ligt, maar hij snapt het niet en het interesseert hem ook niet. Eén van de Engelsen komt langs, zij hebben een stinkende Rus in de coupé gekregen. Hij vraagt of ik wil ruilen: ja!!!
Huiskamertjes
Ons leven in deze trein is behoorlijk overzichtelijk. We staan op om ongeveer negen uur. Dan is het behelpen op de wc met verfrissingsdoekjes, papieren washandjes met zeep en meer van dat soort outdoor-handigheden. Ik klap het bed op met beddengoed en al, leg de slaapspullen in mijn reistas en loop met de Engelsen naar de restauratiewagon. Onderweg passeer ik Russen die in de halletjes de ene na de andere sigaret oproken. Ik bestel van de menulijst en ongeveer twintig minuten later heb je bijvoorbeeld pancakes of omelet. We zijn meestal de enigen. De andere passagiers zijn vooral Russen, op weg naar familie, die hun eigen eten op de tafel in de slaapcoupé hebben uitgestald. Ze groeten niet en lachen nauwelijks tegen ons. Ze blijven vaak de hele dag in hun joggingpakken op bed liggen met de tv hard aan.
Het landschap is vrij eentonig. Bomen, heel veel bomen, af en toe een rivier, een dorpje, een stad. En zo glijden we door de tijdzones van het land. Hoogtepunt van de dag is als er een langere stop is op het station. Op het perron staan dan vrouwtjes met gerookte vis, fruit en brood. Soms ook met grote teddyberen en spelletjes. Je hebt er tien tot twintig minuten tijd, er gaat geen fluitje als de trein weer gaat rijden. Tussen de stops door leven we of spelen we spelletjes. Om ongeveer acht uur 's avonds gaan we weer naar de restauratiewagon, drinken er bier en eten dingen als kip en entrecote. 's Avonds drinken we wodka, schrijven in onze reisdagboeken, spelen nog wat en gaan rond middernacht een soort van slapen. De kwaliteit van slapen is mede afhankelijk van de route en de machinist. De één rijdt wat soepeler dan de ander en soms zijn er meer bochten waardoor je meer heen en weer wordt geschud.
Zaterdagmiddag komt de buurman langs, een man van begin veertig. Hij neemt eigengemaakte wijn mee en gerookte vis. Het is een Russische traditie dat je zelf niet meedrinkt en eet van wat je hebt gegeven aan anderen, men moet jou dan wat aanbieden. Dus komt de Schotse whisky op tafel, hij is verrukt en houdt bij ieder nieuw glas een speech en proost op ouders. Hij oefent zijn Engels, zegt dat hij officier is in het Russische leger, en iets met de geheime dienst te maken heeft. Hij krijgt natte ogen als hij vertelt over zijn overleden vrouw en zijn zoontje van zes. De whisky is sneller op dan onze wijn, hij blijft meer willen. Haalt nog een fles sterke drank uit zijn coupé die met dezelfde vaart weer door zijn moeder wordt teruggehaald. We laten hem zelf die kant ook weer opgaan, het is lang genoeg geweest.
Siberië
Het is nog donker als ik op het perron van Irkutsk wordt opgehaald door een jonge uitgave van Sven Kramer. Hij brengt me met een chauffeur naar mijn verblijf voor de komende dagen aan het Baikalmeer. Het is één uur rijden door berkenbossen. Sven sukkelt in slaap. Ik zie een politieauto met knipperende lichten, daarvoor een personenauto en daarvoor ligt iemand op de grond, armen en benen wijd, bedekt met een jas. Dood.
We arriveren in Listvyanka. De stad aan het meer is een mengelmoes van oude houten huisjes met kleurrijke raamkozijnen en bonte lelijke kastelen met torentjes. De stad bestaat uit één grote weg langs de boulevard waarlangs op zondag veel wordt geflaneerd. Jongeren krijgen er hun eerste kus of poseren stoer op een quad. Vanaf de hoofdstraat lopen een aantal zijwegen naar de houten huisjes. Honden blaffen vanachter de hoge schuttingen, mensen timmeren in hun tuinen aan vakantiewoningen en naast de voordeur walmt het door de vis die wordt gerookt. Er is een kerk, een theater, een begraafplaats tegen de heuvels. Er zijn cafés, winkeltjes, toeristenbureautjes. Maar buiten het weekend, buiten het seizoen en op een regenachtige maandag is er niet veel te beleven in Listvyanka, ook niet na een wandeling van tien kilometer.
Mongolië
Grenzen
Op het laatste moment komt er nog een jongen in mijn coupé. Het blijkt een Engelse journalist, hij gaat zich vestigen in Peking om een boek te schrijven over de jongerencultuur aldaar. Gedurende de treinreis van Irkutsk naar Ulaan Bataar ontpopt hij zich als een echte schrijver. De gesprekken die we voeren zijn meer verhoren, hij is niet snel tevreden met een antwoord, hij vraagt dóór. Als ik hém iets vraag, antwoordt hij bedachtzaam. Daarna stelt hij snel een nieuwe vraag zodat de aandacht bij hem weg is. En dan zegt hij: "En nu ga ik schrijven," en hij pakt zijn journalisten-blocnote.
We komen bij de Russische grens. De conductrice maakt duidelijk dat we er twee uur uit moeten. Het station is een saai gebouw. Het heeft een kale wachtruimte en gesloten loketten. Achter het station is een kleine markt, koeien lopen door het naastgelegen park. Ik ga terug naar het perron en sla het rangeren gade. Er zijn ongeveer zes sporen, ons rijtuig staat samen met drie andere rijtuigen op perron 1, inmiddels zonder locomotief. Op spoor 2 staat een enkele wagon. De locomotief gaat naar het ene rijtuig. Samen rijden ze weg, komen een tijd later weer terug op spoor 1. Ze koppelen aan de vier rijtuigen die daar al stonden. Dan rijden alle rijtuigen weg, met onze spullen. Na een kwartier komen ze allemaal weer terug op spoor 2. Daar wordt ons rijtuig ontkoppeld. De locomotief rijdt weg met de rijtuigen min die van ons. Deze komen weer op spoor 1 te staan. Dit alles heeft zo'n twee uur geduurd. Ondertussen staan beambten steentjes te voeren aan de duiven. Wij gaan maar eens kijken bij ons rijtuig. De conductrices liggen op bed tv te kijken. Na aandringen mogen we binnen verder wachten. Er komen Mongolen in onze trein die nu enkel uit één rijtuig bestaat. We krijgen er twee jongens bij, Milgaa en Baagii, die hebben deelgenomen aan een kickbokstoernooi. Milgaa is eerste geworden, hij laat ons trots zijn gouden plak en beker zien.
Dan begint de controle. Iemand met een hesje stelt wat algemene vragen. Dan een man met een uniform en een hele grote pet, hij kijkt heel erg streng. Hij blaft wat bevelen: mijn paspoort moet uit het hoesje, de Mongolen moeten zitten. De paspoorten worden meegenomen, samen met wat immigratiepapieren. Ondertussen komt een drugshond langs en moeten alle kastjes en tassen open. Na een uur komen de paspoorten terug, en komt er weer iemand die out zegt. Terwijl wij op de gang staan wordt onze hele coupé onderzocht. Na ruim vijf uur gaan we eindelijk rijden. Een half uur later zijn we bij de Mongoolse grens. Weer immigratiepapieren invullen en weer strenge mensen. Eerst een meneer in pak die me vraagt waarom er een scheurtje zit in een pagina in mijn paspoort. "Many travels, sir." Dan een mevrouw die "aankijken" roept, om je te kunnen vergelijken met je pasfoto. Ze nemen de paspoorten mee. Dan een mevrouw die vragen stelt zoals 'wat zit er in je tas' en dan zet ze stempels op het immigratiepapier. Vervolgens moeten we de gang weer op, een militair checkt de coupé. Tenslotte een mevrouw die de tassen doorkijkt. Na totaal tweeënhalf uur krijgen we de paspoorten weer terug. De Mongolen stappen uit. Aan het loket kopen ze een kaartje voor de zitrijtuigen die aan ons rijtuig zijn gekoppeld. We gaan weer rijden, andere grenzen overstijgen, verder Mongolië in.
Geitenmelk, sneeuwstormen, jaks terwijl je plast en andere avonturen
Eindelijk ontmoet ik Bert.
Bert is een begrip op het werk. Hij is twaalf jaar geleden getrouwd met een Mongoolse vrouw en heeft zich hier gevestigd. Hij heeft een appartement in de stad waar zijn twee oudste kinderen naar school gaan. Daarnaast runt hij een ger-complex in het Terelj Park, hier gaan klanten van ons vaak heen. Bert blijkt een echte Hollander, een nuchtere, babbelende regelaar. Via hem ga ik een tour maken van een week door Mongolië, samen met twee Nederlandse mensen, Maartje en Hayunn, het is hun huwelijksreis. We ontmoeten elkaar 's ochtends heel vroeg op het station van Ulaanbaatar. Bert brengt ons in contact met gids Soko en chauffeur Zorigoo. Via een hele hobbelige asfaltweg verlaten we de hoofdstad.
Deze week rijden we door het imposante landschap van Mongolië. Kleine stukjes asfalt, grote stukken hobbelige zandweggetjes en verder ga je gewoon ergens rechts of links, dwars door de natuur. De mensen die niet in een stad wonen, wonen in een ger, een ronde tent, wit van buiten, kleurrijk van binnen. Sommigen zijn relatief luxe, met een koelkast en tv, en buiten de auto, brommer en zonnepanelen. Meestal staat er een paard buiten vast aan een touwtje, de rest van de kudde (schapen, geiten, paarden, koeien, kamelen en jaks) lopen vrij rond. Dat merk je met autorijden, het is regelmatig toeteren of stilstaan omdat ze op de weg staan of opeens willen oversteken. De meeste van deze mensen zijn nomaden. Dat betekent dat ze vier keer per jaar (met de seizoenswisselingen) de gers afbreken, op een vrachtwagen laden en tien tot vijftig kilometer verkassen, naar een plek die het beste bij dat seizoen past en waar water te vinden is. Daarvoor moet soms kilometers worden gereden, naar een stadje waar een tank staat. We hebben de verhuizingen gezien, op zondag veel vrachtwagens met huisraad. Een dag later zorgt de man des huizes er te paard voor dat ook de kudde mee verhuist.
Het is moeilijk de week in één verhaal samen te vatten, daarom wat brokstukken.
Dag 1: Het verbaast ons hoe ze de weg weten. Er staan geen borden en er zijn geen echte wegen. Ze weten gewoonweg bij welke rots of rivier ze moeten afslaan. We lunchen bij de tante van Soko. Het is even zoeken waar de tent staat na de laatste keer dat ze elkaar zagen. We krijgen er gezouten geitenmelk, dat krijgen we de rest van de week steevast als we ergens op bezoek zijn. De hoeveelheid zout bepaalt hoe vies het is. Ook proeven we gefermenteerde paardenmelk, dat in deze versie in de verste verte nog iets weg heeft van bier. Als we 's middags naar het klooster rijden van Harhorin, vlakbij de eerste slaapplek, begint het hard te sneeuwen. De temperatuur zakt onder nul. Van het klooster is niet veel over. De Russen hebben bijna alle tempels op het terrein verwoest en alle monniken vermoord. Er staat een witte stenen muur met stoepa's, daarbinnen nog een paar tempels met Boeddha's.
In het ger-complex staan nu zes gers, in de zomer meer. In iedere ger staan vier tot zes bedden langs de kanten, in het midden de zeer belangrijke houtkachel. Na het eten dat de gids voor ons heeft klaargemaakt krijgen we een concert throatsinging. De zanger is wereldberoemd, hij heeft ook in Amsterdam opgetreden.
Het slapen gaat redelijk. Je slaapt op een dun matrasje en zeer harde planken in een slaapzak en wat dekens. Voor het slapen gaan wordt de kachel nog flink opgestookt maar meestal word je meermaals wakker met een koude neus. Soms is er een wc hokje, vaak niet meer dan vier wanden rond een houten vloer met een diep gat. Als er iemand naast je zit kun je die door de spleten zien, zo krijgt het iets van een biechthokje. Soms is er geen wc en zoek je een struik of gebouw waarachter je je enigszins kunt verschuilen. Douches zijn er niet.
Dag 2: Het lijkt de Dakar-race wel, wat een gehobbel. Prachtige landschappen, besneeuwde bergen, aasgieren op een vuilnisbelt, rivieren, vulkanisch gebied. We slapen twee nachten bij White Lake bij een familie. Dat houdt in dat zij samen met de gids en chauffeur in hun ger slapen, wij in de enige andere ger die er nu staat. We eten bij de familie. Bert heeft van tevoren al wat maaltijden gemaakt, die Soko afmaakt. Daarna proeven we soms het eten dat de Mongolen zelf eten. Hayunn raakt vrij bedreven in het warm houden van onze ger. Naar de wc gaan is weer heel veel kledinglagen aandoen om vervolgens door de besneeuwde tuin te lopen naar het stinkende hok.
Dag 3: We lopen langs het meer en naar de vulkaan. De accu van de auto is leeg, ze laden deze succesvol op met de zonnepanelen. We maken zelf dumplings, deeg gevuld met een gehakt/ui/knoflook/kruidenmengsel. Ze worden gestoomd op de houtkachel. 's Nachts vind ik de wc te ver en ik ga achter een schuurtje zitten plassen. Iets verderop zie ik wat groots bewegen. In het licht van mijn zaklantaarn zie ik dat het een witte jak is. Met mijn zaklamp probeer ik hem op afstand te houden. Als ik klaar ben en langs het schuurtje terug loop kom ik bijna in botsing met een bruine jak. Ik schrik zo dat ik boe zeg. Hij schrikt zo dat hij er snel vandoor gaat.
Dag 4: We rijden naar de hotsprings bij Tsenher. We rijden samen met een andere groep die we op dag 1 al tegenkwamen. Zij hebben een stevige Russische bus, zij rijden vaak voorop om te zien waar je het veiligst van een besneeuwde heuvel af kunt, of een bevroren rivier kunt oversteken. Tevens helpen de chauffeurs elkaar bij autopech, zoals bij ons als er een onderdeel van de schokdemper afvalt. Vlakbij de hotsprings overnachten we terwijl verse sneeuw blijft vallen.
Dag 5: Het is blijven sneeuwen, daarom wordt het programma aangepast. Niet naar een nog hoger gelegen en moeilijk bereikbare waterval, maar naar een wat lager gelegen gebied. Alsnog een spannende tocht. Aanlopen nemen om een heuvel op te komen, soms zo schuin rijdend dat ik visioenen krijg van omvallen, zoeken naar waar we rivieren door kunnen en wat slippartijen. Gelukkig geen tegenliggers hier. Bij de markt in het nabijgelegen stadje wordt voor de tweede keer het afgebroken onderdeel aan de auto gelast, het is daardoor al laat als we aankomen bij de familie waar we twee nachten blijven. Boven op een heuvel bij een opa en oma. Opa is 87 jaar maar zit nog fier op zijn paard als hij de kudde bij elkaar drijft. Hij houdt wel van een borrel en begint dan mooie Mongoolse liederen te zingen. Oma runt de zaken en het huishouden en houdt opa in de gaten. Twee prachtige oude mensen.
Dag 6: We bezoeken een kloosterruïne. Sommigen uit de groep maken nog een tochtje per kameel. De gidsen van beide groepen maken een barbecue van jakvlees. Daarna komt de wodka op tafel en worden er om en om Mongoolse en Europese liederen gezongen. Zij hebben prachtige volksliederen over paarden en familie, wij komen niet veel verder dan het Wilhelmus en kroegliedjes. Opa drinkt behoorlijk door, oma stookt in alle gers het vuurtje nog eens op.
Dag 7: Terug naar Ulaanbaatar (UB). Soko vraagt namens de chauffeur of hij bij mij kan logeren als hij in december naar Nederland komt. Ik stel me zo voor dat ik hem met kerst voorstel aan de familie, deze grappige, een paar-woordjes-Engels-sprekende, hard slurpende, smakkende, mooi zingende, niet onaantrekkelijke maar twintig jaar jongere Mongool, en zeg toch maar dat het niet zo goed uitkomt.
UB is groot, vies en druk. De auto's rijden dwars door elkaar, toeteren continu, stoppen nauwelijks voor voetgangers, ook niet als die groen licht hebben bij een zebrapad. Op straat wordt geplast en overal wordt aan de weg gewerkt. Je moet oppassen niet in een kuil te stappen. Ik ben blij als ik weer veilig in mijn hotelkamer ben, met internet, een douche en een tweepersoonsbed.
China
Nee!
"Wij hebben geboekt via de Treinreiswinkel, jij ook?"
Helaas zeg ik: "Sterker nog, ik werk er."
"Mooi, dan kunnen we bij jou onze klacht indienen!"
Ze zijn net begonnen aan een wereldreis van acht maanden, en hun geboekte bedden blijken verdeeld over twee coupé's. Ik leg uit dat wij daar geen invloed op hebben, dat deze geboekt worden via een andere organisatie, en vooral dat ik NU NIET AAN HET WERK BEN. Ik bied ze aan om te ruilen, waardoor ik niet gezellig met Maartje en Hayunn naar Peking reis maar met twee Chinezen en een zwijgende ranke Finse. Afijn, alles om een klacht te voorkomen. Ik kom meer klanten van ons tegen, maar ik heb geleerd en heb het niet meer over mijn werk. Veel jongeren op deze trein, met korte broeken en jurkjes en sterke verhalen.
Op het station in Peking ga ik op zoek naar een pinautomaat. Ik word aangeklampt door vele mensen die me een hotel willen aansmeren. Als ik tegen vrouw nummer vijftien zeg: "No, I need cash!", begint ze hard te lachen en spuugt op de grond. Uiteindelijk vind ik een bank, aan de overkant van de hele drukke weg. Mijn pas wordt geweigerd door alle vijf automaten. Het zweet breekt me uit, een mevrouw verwijst me naar een andere bank, die ik vervolgens niet kan vinden. Ik vraag het diverse mensen, maar zij snappen mijn vraag al niet, laat staan dat ze 'm kunnen beantwoorden. Uiteindelijk vind ik een vvv. De vriendelijke man wijst me de weg naar een andere bank, en vertelt dat daarvoor taxi's staan die me naar mijn hotel kunnen brengen. Ik ga naar de bank, die accepteert mijn pas wel. Opgelucht loop ik naar de taxi. De man kijkt naar het adres op mijn voucher, hierop staat het tevens in het Chinese schrift. De chauffeur schudt nee en weigert me mee te nemen. Zo ook met de twee taxi's hierna. Een man achter me spreekt Engels, hij vraagt namens mij waarom ze me weigeren, ze blijken het adres niet te kennen. Ik weer terug naar de vvv. De man belt voor me naar het hotel, laat me een kaart met de locatie zien en schrijft aanwijzingen op voor de chauffeur. Hiermee ga ik weer naar de taxistandplaats. Als ik eindelijk aan de beurt ben word ik weer geweigerd door twee chauffeurs. Nu word ik boos. Ik duw de volgende mijn kaart onder de neus en eindelijk knikt hij minzaam ja. Mijn koffer mag ik zelf in en uit de kofferbak slepen.
De reisgids zegt dat Peking bezoeken hetzelfde is als zeventig sigaretten per dag roken. De stad is inderdaad gehuld in smog. Ik ga vandaag op pad met een gids, Cathy. We beginnen met de Verboden Stad. Zodra je de ene toegangspoort door bent kom je weer op een plein met talloze gebouwen en nieuwe toegangspoorten naar volgende pleinen. Cathy vertelt me over de diverse details van het leven toen er nog keizers waren en van de symboliek van de details en kleuren. Ik leg haar uit dat ik echt niet bij ieder gebouw zelf op de foto hoef. Maar jawel, ik die niet op de foto wil word nu steeds door Chinezen gevraagd om met ze op de foto te gaan. Voor ik kan weigeren hebben ze hun arm al door de mijne gehaakt en zegt de camera klik.
Cathy vraagt of ik wil zien hoe zijde verwerkt wordt. We kunnen langs een fabriek, ik hoef er niets te kopen. Ik was al gewaarschuwd dat gidsen je soms naar demonstraties kunnen loodsen in de hoop dat je er iets koopt. Maar nee zeggen mocht, dus ik ga mee. Zodra we binnenkomen, komt een jongen aangesneld, hij laat me zien hoe de zijdedraad ontstaat en voor ik het weet sta ik dekbedden en kussens te bewonderen. Ik zeg dat ik niets wil kopen als hij me vraagt welke maat ik thuis heb. Ik loop nog even naar de sjaals, op de voet gevolgd door de verkoper. Ik probeer hem af te schudden maar hij is me steeds te snel af. De sjaals zijn zo duur dat ik echt echt echt niets ga kopen en hij druipt zichtbaar teleurgesteld af naar de volgende toerist. Cathy neemt me mee uit lunchen. Dat wil zeggen: we belanden in een toeristenlunchfabriek waar alle gidsen hun toeristen droppen. Zelf eten ze in een ander deel, wij mogen ons tegoed doen aan een buffet. Op zich is het fijn weer eens eten te zien dat ik herken, maar het feest der herkenning houdt snel op bij de smaak.
We rijden naar het Tiantan park, ook weer met diverse tempels. Vooral het laatste deel van het park spreekt me aan, waar de lokalen spelletjes spelen, zingen, gymoefeningen doen. Dan vraagt Cathy of ik naar een theedemonstratie wil. Ik denk: ik kan (inmiddels) heel goed nee zeggen, ik hoef niets te kopen en ik heb wel zin in een kopje thee. Dus krijg ik in een theehuis alles te horen over verschillende theesoorten, waar ze allemaal goed voor zijn, hoe ze gedronken worden en natuurlijk mag ik ze proeven. Na afloop vraag ik of ik mag rondlopen en foto's mag maken. Dat mag, zegt ze hoopvol. Ik zet wat kleurrijke theekopjes en potten op de foto en zodra ik me draai staat de verkoopster daar te glimlachen. Als ik aanstalten maak om weg te gaan vraagt ze welke thee ik het lekkerst vond. "Ik ga niets kopen," zeg ik met een glimlach. "Een beker? Dan krijg ik er een gratis beeldje bij dat piest als je er thee overheen giet." Ik herhaal mijn nee. Een blikje thee dan? Ik herhaal mijn nee. Als geld een probleem is, kan het ook een kleiner blikje zijn. Ik zeg weer nee, zeg dat het niet om het geld gaat. "Wat is het probleem dan wel?", brengt ze inmiddels radeloos en bijna boos uit. "Ik wil gewoon niets kopen," glimlach ik en loop nu echt weg. Cathy achter me aan, volgens mij ook teleurgesteld in mij. Terwijl we op de chauffeur wachten zegt ze dat als ik nog wat kleingeld heb, ik dat wel aan de chauffeur kan geven, zeker bang dat ik helemaal niets uit wil geven. Ik was al op de hoogte van de gangbare bedragen voor gidsen en chauffeurs en had het geld al apart gehouden. Als ik hem bij het hotel zijn geld geef, begint hij het te tellen, hij kijkt beledigd. Cathy durft het geld dat ik haar geef niet te tellen en neemt vermoeid afscheid. Zodra ik op mijn kamer ben keren de mondhoeken weer terug naar een normale stand.
Muurtje
Zondagochtend zitten de noedelrestaurants om zeven uur al vol. De eerste mensen hebben al een kleedje op straat gelegd met te verkopen spullen of etenswaar en auto's banen zich een weg over de al vollopende straten. De chauffeur van deze excursie doet dit luid toeterend, de hele dag door. Hij toetert naar iedereen. Voetgangers die over willen steken omdat hun licht op groen staat, auto's die stilstaan omdat ze voetgangers die groen licht hebben wel over laten steken, eigenlijk naar iedereen die op zijn pad komt. Gids Linda is daarentegen erg grappig. Een klein meisje, halflang zwart haar, een brilletje met dikke glazen die haar pretogen niet verhullen. Ze is opmerkzaam en reageert heel alert, met humor.
Met een internationale groep van elf mensen zijn we op weg naar de Chinese Muur. In de groep ook drie Nederlanders, een jongen met zijn jongere neef en nicht. Als ik hem naar zijn reisplan vraag vertelt hij al snel dat hij nu eigenlijk op huwelijksreis zou zijn. In mei vertelde zijn aanstaande verliefd te zijn op een andere man, en voor hem te kiezen, ook al was hij nog niet gescheiden en waren er kinderen in het verhaal betrokken. Hij annuleerde de vliegtickets naar Amerika en liet zijn neef en nicht beslissen waar zij naar toe wilden. Al snel stoppen we bij de eerste fabriek, dit keer krijgen we te zien hoe jade wordt bewerkt. Ik moet denken aan die keer dat ik als 19-jarige enthousiast met een folder over een hele goedkope busreis naar Antwerpen naar het toenmalige vriendje stapte. Voor we het wisten waren we op een verkoopshow beland voor dekbedden, samen met zo'n zeventig enthousiaste bejaarden. We ontsnapten en gingen met een reguliere bus door naar Antwerpen en met de verkopers weer terug.
Na de jade gaan we naar Underground Palace, daar liggen dertien keizers uit de Mingdynastie begraven. Als begraafplaats-gek zou dit me moeten aanspreken. Maar in feite is het een saaie ruimte met negen verdiepingen onder de grond met diverse rode kisten die zo bij Xenos gekocht zouden kunnen zijn en een bordje erbij wie erin ligt. De lunch is weer een toeristengebeuren maar heeft nu wel een Chinese stijl. We zitten aan een ronde tafel, daarop een draaischijf en daarop worden naast rijst diverse bijgerechten geplaatst met kip en groenten. Het is gaan regenen als we naar de Muur gaan. We gaan per stoeltjeslift naar boven. Ik moet denken aan de familievakanties in Oostenrijk, waar mijn moeder dapper meeging, vooral niet naar beneden kijkend ook al probeerden wij, rotkinderen als we waren, haar daartoe te verleiden. Bij de palen moest ik altijd denken aan het geluid van de snijbonenmolen. Nu snap ik iets van de angst van mijn moeder, dit is best hoog en als je alleen in zo'n tweezitter zit, hangt 'ie enigszins uit balans. Boven is het niet heel druk, ik had bewust gekozen voor een excursie naar een minder toeristisch deel. En dan sta je opeens op De Muur. Als het niet regent zal dit veel indrukwekkender zijn. Dan heb je veel meer uitzicht, en dan krijg je iets meer beeld van de grootsheid van deze hoeveelheid stenen.
Op de terugweg krijgen we weer twee demonstraties. Eerst naar een parelfabriek, hier kost het me geen enkele moeite om nee te zeggen. Linda vraagt of ik de huidcrème al geprobeerd heb en voor ik het weet staat een verkoopster mijn handen vol te smeren. Daarna wederom een theeceremonie, die we vooral gebruiken om op te warmen. De chauffeur toetert nog agressiever, ook tegen auto's voor hem in de file, ongeacht of dit een politieauto is. En als drie rijstroken onvoldoende zijn dan creëren we gewoon een vierde. Morgen een dag zonder gids.
Mao heeft een dagje vrij
Een gidsloze laatste dag in Peking. Ik loop nog eens naar het Plein van de Hemelse Vrede. Nu met die beelden van de studentenopstanden voor ogen, mijn gids van twee dagen terug wilde het er niet over hebben. Ik heb me voorgenomen dat iedereen die een foto van me wil maken dat mag, als ik ook een foto van hen mag maken. Maar ik krijg weinig verzoeken, het is minder druk, het mausoleum van Mao is dicht op maandag. Daarna loop ik door de luxe winkelstraten, door armoedige hutongs (steegjes waar de bewoners wat fruit voor de deur verkopen) en neem de metro naar de Lamatempel. Daar heerst zo'n gewelddadige rust, ik zou er bijna monnik voor worden. Veel tempels achter elkaar, met eigen Boeddhabeelden en rituelen. Ik zou hier graag een paar dagen in de zon me door de wierook en de muziek willen laten bedwelmen.
Vlak voor ik wegga check ik mijn mail. De Chinezen hebben de stad waar ik deze week naar toe zou gaan gesloten voor toeristen voor minimaal een maand, wegens onrust in het klooster. Ik realiseer me weer in welk land ik mij bevind. Gelukkig is er een alternatief, een dorp met ook een Tibetaans karakter, en met twee kloosters.
Het duurt weer even voor ik een taxi vind die mij begrijpt en die me naar het treinstation wil brengen. Het station is heel groot. Eerst moet je bij de deur je kaartje laten zien. Dan gaat de bagage door de controle. Vervolgens ga je een roltrap op en kom je in een lange gang met grote wachtkamers aan weerszijden. Ik ben er anderhalf uur van tevoren, maar de wachtkamer zit al helemaal vol. Mensen zitten op stoelen, op de grond, op hun bagage. Er worden van die kleine klapstoeltjes verkocht, waar vissers vaak op zitten.
Ongeveer drie kwartier voor vertrek gaat de check in open, en kunnen we naar de trein. Het is heel druk. Ik heb een bed in een hardsleeper, dat is een coupé met zes bedden, drie aan beide kanten boven elkaar. Voor de mensen van mijn werk: een couchette 6 dus, maar je kunt van de bedden geen stoelen maken. Dat betekent dat de ruimte tussen het onderste en middelste bed veel groter is, zodat je op het onderste bed kunt zitten. Dat betekent ook dat het bovenste bed veel hoger is dan in de treinen in Europa. Ik heb het bovenste bed. Ik heb een hekel aan bovenste bedden. Gelukkig kan ik ruilen met de bewoner van het onderste bed. Deze coupés hebben geen deuren. Om tien uur 's avonds doet de conductrice het licht uit, en wordt iedereen geacht te gaan slapen, onder een lekker donzen dekbedje. Het rochelen gaat onverminderd door.
De koning van Xian, die is zo verkouden
Een voor mij nieuw niesrecord, zeven keer achter elkaar. Het Mongoolse kuchje heeft via de Chinese muur doorgezet in een Pekinese verkoudheid en is meegereisd naar Xian, waar het lekker weer is. Xian is een stad met veel hoogbouw en vooral heel veel winkelcentra. Alle bekende merken zijn vertegenwoordigd. In de zijstraten zijn nog wel authentieke winkeltjes te vinden. Bij de bruidsmodezaak is het druk, alle tafels zijn bezet. Aan die tafels zitten een jongen en een meisje, bijna kinderen nog, al dan niet met haar vriendinnen, jurken te bekijken in een boek. De kraam met tassen doet het ook goed. Drie meisjes staan tassen te passen. Ze hangen er één aan hun schouder om te voelen hoe 'ie voelt. Hangen er aan beide schouders één en vragen welke beter staat. Achter hen staat een jongen met een ongelukkig gezicht. Hij is behangen met de tassen die de meisjes al hadden. Zelfde grootte, waarschijnlijk zelfde merk, maar ander motiefje. Mensen lopen hier net als in Beijing met doorzichtige thermosflessen gevuld met thee, onderin de blaadjes. In de meeste gevallen betreft het jasmijnthee.
Met de Nederlandse zussen Carla en Gusta ga ik naar het terracottaleger. Gelukkig zijn we het snel eens als de chauffeur ons wil afzetten bij een fabriek waar de toeristenversie van de beeldjes wordt gemaakt. Nee! En gelukkig zijn we het ook eens als bij de entree tientallen gidsen zich aan ons op willen dringen. Nee, zelluf doen.
Carla en Gusta waren ooit in Assen waar een aantal beelden tentoongesteld werden en zijn toen gaan sparen voor deze reis. Ik was toen ook in Assen, met mijn allerbeste vriendinnetje, ik denk er vandaag vaak aan terug.
Er zijn een paar hallen, hal 1 is wel de mooiste, en meest gevulde. Al die beelden met ieder een eigen gezicht, een eigen karakter, zeer indrukwekkend. Veel moet er nog worden uitgegraven, de juiste stukjes moeten aan elkaar worden bevestigd. Het is er soms behoorlijk duwen, je staat al snel in de weg voor mensen die elkaar met beeld op beeld willen zetten. Het licht is gedempt, het is moeilijk foto's maken.
's Middags ga ik op zoek naar de Grote Moskee in de moslimwijk vlakbij mijn hotel. De wijk blijkt één grote markt, waar onder andere granaatappelsap wordt verkocht, vaag vlees en diverse snacks. Alles rijdt door elkaar, auto's, volgeladen brommertjes, tuk-tuks, fietsen en daartussen bewegen zich tientallen voetgangers. Eindelijk vind ik de moskee. Als ik een aarzelende stap naar de ingang zet beginnen vrouwen aan de poort luidkeels te roepen en te gebaren. Ik weet niet wat ze bedoelen, maar zie het als een nee, ook omdat de in- en uitlopende mannen zo streng en afwijzend kijken. Achter me stoppen twee brommertjes. De ene bestuurder heeft een schaap met vastgebonden poten op de treeplank, de ander troont het schaap lopend mee. Ze worden de moskee ingevoerd. Ik loop door, ik heb hier geloof ik niets te zoeken.
Annemaria Koekkoek
De kleintjes lopen hier vaak rond in een broek met een open kruis, een scheur van voor tot achter. Ze dragen geen onderbroek of luier. Dus als ze moeten plassen hurken ze op straat of neemt moeder ze op schoot, doen de beentjes wijd en laten alles lopen. Misschien dat daarom nog zoveel mensen in hurkhouding op straat zitten, terug naar de kindertijd.
Ik beweeg mezelf vandaag lopend door Xian. Ik word steeds beter in het oversteken. Het is een soort landje veroveren in combinatie met Annemaria Koekkoek. Steeds een streepje verder overwinnen op het zebrapad.
Ik probeerde vandaag te winnen van een auto. Ik zette een stap, keek de bestuurder aan en dacht: jij rijdt echt niet door. Jij wilt dat niet op je geweten hebben. Jij wilt geen Europese toerist doodrijden. Kennelijk had hij hier echter geen enkele moeite mee, dus ik zette een stap naar achter. Het is een gevoel voor timing.
Op straat staan veel verkeersbegeleiders, zelfs klaar-overs, maar dat is volkomen zinloos, pure werkbesteding. Ze worden volledig genegeerd en ook als je het sein cq bevel krijgt dat je kunt lopen kun je alsnog worden aangereden. Auto's hebben, nee, auto's nemen alle rechten. Om toeterend over het trottoir te rijden, door rood te rijden, inhalen bij doorgetrokken streep, inhalen via de invoegstrook, enz.
Ik loop naar een tempel in een buitenwijk. In het boek 1000 dagen in China van Bettine Vriesekoop over haar tijd in China als correspondent voor het NRC, lees ik veel herkenbaars. Zij treft een taxichauffeur die Engels spreekt. Die verbaast zich erover dat niet meer chauffeurs dat doen, Engels leren, maar ze hangen tussen de ritten liever nietsdoend in hun auto. Deze chauffeur verdient door zijn Engels veel geld, hij geeft zijn kaartje af en wordt steeds gebeld voor ritten. Ook de talloze bouwprojecten zijn herkenbaar, de instelling van de bevolking ten opzichte van autoriteit en de beïnvloeding van de overheid. In één van haar laatste hoofdstukken brengt ze een bezoek aan het terracottaleger. Ze vertelt dat de beelden te vinden zijn in het dorpje Lin Tong, een uur buiten Xian. Het dorp heeft gevochten voor stadsrechten om zo te kunnen profiteren van het toerisme, maar Xian staat dit niet toe en dus blijft het dorp een stadsdeel van Xian. En ook: "Het terracottaleger maakt deel uit van een dorp dat keizer Qin had laten bouwen voor zijn hiernamaals. In het dorp werden verschillende graftombes gebouwd om de vijand te kunnen misleiden. Het echte mausoleum ligt in het midden van het dorp op een heuvel en is nog nooit geopend. Archeologen die zich baseren op de geschiedschrijving van de bekende historicus Sima Qian uit de Han-dynastie, vermoeden dat er dodelijke stoffen vrijkomen en automatisch pijlen worden afgeschoten zodra het graf wordt geopend."
Eindelijk ben ik bij de tempel. Een heel complex, net als in Beijing, maar nu midden tussen de flatgebouwen. Het zijn vooral jongeren die de rituelen uitvoeren met de wierook en de Boeddha's. Er staan ook grappige beelden in de tempels maar ik krijg op mijn kop als ik een foto wil maken.
Later die avond sta ik op een overvol stationsplein. Veel mensen met een Tibetaans gezicht. Worden dit mijn coupégenoten aangezien ik met de trein naar een Tibetaans gebied in China ga? Overal staan nummers van treinen, overal staan rijen mensen, maar niemand spreekt Engels. Ik ben hier de enige westerse toerist en word door iedereen aangestaard. Ik glimlach, meestal glimlachen ze niet terug maar stoten ze de buren aan. En zo zit een heel rijtje mensen naar me te kijken. Als ze wel glimlachen zoeken ze een nog betere plek op, en gaan er in de bekende hurkhouding eens lekker voor zitten.
Ik vind de toegang tot de juiste wachtruimte, kom er achter wanneer mijn check-in begint en vind mijn coupé. Weer één voor zes personen, nu ontbreekt echter enige vorm van een deur. Vanuit Moskou was er een deur zodat je de coupe kon afsluiten. Vanuit Beijing naar Xian was er nog het framewerk van een deur, maar de deur zelf ontbrak. Nu kijk je rechtstreeks de gang in. Een half uur na vertrek gaat resoluut het licht uit, leeslampjes zijn er niet. De man naast me kan de meest fantasievolle geluiden produceren met zijn neus en mond. Vanmiddag had ik Boeddha gevraagd om een onderbed. Dat is gelukt.
Moslims in de mist
De naam van de chauffeur blijft onduidelijk. Mr. New zegt hij, maar zijn Engels is zeer beperkt. Dus blijven onze conversaties hangen bij yes, no, goog, no good, photo, en let's go. Het is vanaf Lanzhou ongeveer acht uur rijden naar Langmusi, een Tibetaans dorp in China. De rit begint met een weg vol haarspeldbochten, langs terrassen op berghellingen. Dan opeens rijden we door dorpen met enkel moslims. "Muslims no good", zegt de chauffeur. Dat blijft hij herhalen, bij iedere moslim die we zien, en dat zijn er veel. Ze zitten op transportwagens met schapen, met z'n vieren op een brommer, met het hele gezin in de auto gepropt. "Why", zeg ik als ik het zat ben. De chauffeur maakt een gebaar van een geweer, en van schieten. Een zeer plotseling opgekomen mist maakt een einde aan een eventuele discussie. We zien hooguit vijf meter. Auto's toeteren, rijden met knipperlichten, maar vanwege de vele bochten en de vele voetgangers die op vrijdag naar de moskee gaan, zetten we de auto aan de kant en wachten tot de mist optrekt. De chauffeur laat een foto zien van zijn zoon van zeventien jaar en zijn dochter van zeven. Hij vraagt naar mijn kinderen, snapt niet dat ik die niet heb. No good.
Na een half uur rijden we voorzichtig verder, door een nog steeds witte roes. Heel langzaam wint de zon terrein en zie ik steeds meer omgeving. Lemen huizen. Schuttingen met majestueuze deuren. Als die open staan zie ik rommelige binnenplaatsen en huizen met een glazen voorpui. Als we de bergen uit zijn en in een stad rijden is er opeens een opstopping. Overal op de weg staan auto's geparkeerd, overal lopen moslimmannen op de weg. Ze komen net uit de moskee en zijn nu op zoek naar hun voertuig. "No good", zegt de chauffeur. We maken een stop bij de smerigste wc die ik ooit heb gezien. Het kost me grote moeite er gebruik van te maken, maar acht uur rijden is lang. Geen idee of onder dit gat een diepe put zit, zoals gebruikelijk. Alle, deels nog verse, uitwerpselen van mijn voorgangers liggen hoog opgestapeld. Op sommige kruispunten staan militairen achter een schild, een toegang te versperren. Volgens de chauffeur vanwege de Muslims. No good.
We komen aan in Langmusi. Het dorp bestaat uit een paar ongeasfalteerde straten. Per straat zijn er talloze bouwplaatsen. Overal kleurrijk aangekleden mensen op straat, mannen met overjassen met hele lange mouwen, vrouwen met lappen om de heupen en vaak een kind op de rug gebonden. Het hotel heeft een oostblok-uitstraling, mede door de militairen die er kennelijk verblijven. Ik zie kamers met een helm op het kussen, en ze doden de tijd met klusjes en het schoonmaken van de etage. Geen overbodige luxe. De tv in mijn kamer is stuk, evenals vier van de vijf lampen, en in het doucheputje ligt een dot haren. De chauffeur heeft de kamer naast me, hij heeft al aangeboden me de komende dagen op sleeptouw te nemen. Zodra hij zijn vocabulaire uitgebreid blijkt te hebben met "I like you", en "you and me", gaat mijn deur structureel op slot.
In dit dorp heb je twee kloosters. We zitten hier op de rand van de Gansu-regio en de Suchuan-regio, beiden zijn vertegenwoordigd. Het is niet een klooster zoals wij dit kennen, niet één gebouw met wat grond eromheen. Beide kloosters zijn een dorp binnen een dorp, met meerdere tempels en daartussen huizen waar naast monniken ook gezinnen wonen. Het geloof wordt bijzonder serieus genomen, mensen lopen rondjes om te tempels, aanbidden de diverse beelden en sommige vrouwen heffen hun handen ten hemel, knielen, gaan languit en komen dan weer overeind om dit te herhalen, tot ze bovenaan een heuvel zijn of aan de ingang van een tempel. In het dorp vinden nog sky burials plaats. Dat betekent dat een dode bovenop een heuvel wordt gelegd, in stukken wordt gesneden en dan achtergelaten wordt voor de dieren. De chauffeur nodigt me uit naar die plek, ook als we op zondag een dode op de grond zien liggen, klaar voor vertrek naar boven, met wenende vrouwen er tegenover. Ik voel enige nieuwsgierigheid, maar mijn gevoel dat het ongepast is plus de vraag of ik zoiets echt wel wil zien, overwinnen. Daarnaast werkt de chauffeur nogal op mijn zenuwen en zeg ik automatisch nee op alles wat hij aanbiedt. Ik ontdek een café waar ik heerlijke warme chocolademelk kan drinken, de mensen kan bespieden en fijn boeken kan lezen. Er is hier geen internet, dat heeft 'the government' bepaald. "That's China", zegt de eigenaresse schouderophalend.
Maandags rijden we terug. Bij een benzinepomp begint de chauffeur tegen me te roepen. Ik reageer traag, snap niet wat hij wil. Kennelijk mogen er geen passagiers in een auto als je hier tankt, samen met een groep lotgenoten sta ik op de hoek te wachten, terwijl verderop een aangereden jongen wordt opgehaald door een ambulance. Het waren bijzonder interessante dagen, maar het afscheid van de chauffeur valt me niet zwaar.
Knuffelen
Op de luchthaven in Lanzhou staan veel medewerkers in dezelfde type winkeltjes verveeld de tijd te doden. Misschien kunnen ze zichzelf omscholen tot schoonmaakpersoneel, de wc's kunnen ze hard gebruiken. Ook hier maar één gewone pot, de rest zijn weer van die hurkwc's, geen wc papier en hele vieze hokjes. En anders kunnen ze misschien een cursus Engels doen. Niemand van het informatiepersoneel spreekt Engels en als ze eindelijk iemand hebben gevonden, wil die eigenlijk geen Engels praten, en zegt ze yes op al mijn vragen. Mijn hotel in Chengdu ligt in een populaire straat. Achter een houten toegangspoort gaan veel marktkraampjes en gespecialiseerde winkeltjes schuil. 's Avonds branden de rode lantaarns en zijn er optredens.
's Ochtends word ik opgehaald door een chauffeur om naar de panda's te gaan. Hij lijkt op Waylon, behalve de blauwe ogen. Maar hetzelfde haar, de bakkebaarden en lichaamsbouw. Tot hij begint te rochelen.
Panda's zijn niet echt. Panda's zijn mensen in pakken, het kan niet anders. Zulke schattige dieren kunnen niet echt zijn. Ze eten vooral bamboe, en slapen, maar ook dat is al zeer vermakelijk. Ik maak er meerdere filmpjes, o.a. van een moeder die wordt belaagd door haar twee jongen. Het is erg dringen bij de twee babypanda's van twee maanden oud die we achter glas kunnen zien liggen. Bij alle buitenverblijven staan de Chinese toeristen te gillen om de aandacht van de dieren te trekken, ondanks de bordjes dit niet te doen. Ook kopen ze pandatruien, pandamutsen, pandatassen.
's Middags loop ik door Chengdu, op zoek naar een Taoistische tempel. Lopend krijg je de stad toch het meeste mee. Taxi's snappen me toch niet en ik weiger me door iemand, meestal oude mensen, te laten fietsen. Volgens de kaart moet ik er zijn, ik zie een ingang van een park maar ben niet zeker. Ik vraag het aan de mevrouw die kaartjes verkoopt voor de toegang tot het park. "No temple", weet ze nog net uit te brengen voor ze in een hysterische lach uitbarst samen met de vrouw naast haar. Als ik vraag waar dan wel haalt ze haar schouders op.
Een jonge vrouw met zoon ziet mijn ergernis en loopt met me mee. Het blijkt om de hoek. De gebouwen en beelden verschillen naar mijn mening nauwelijks van de boeddhistische versies. Hier zie je alleen wel het jin-jang teken, meer vrouwen en leukere mannen, met een knot op het hoofd.
Ik loop door naar People's Park, een park waar geliefden op een stil plekje zitten of in een bootje in de vijver, waar ouderen de hele dag spelletjes spelen, klaverjassen en mahjong, en waar iedereen kan optreden. Ik beland bij een modeshow. Alledaagse vooral oudere mensen showen alledaagse kleren op een rode loper. Zodra ik foto's maak, begint men zich met mij te bemoeien. Een vrouw wil met me dansen, een zwakbegaafde man begint aan me te trekken, een man met drie tanden komt naar me toe. Hij heeft een stok met een nat uiteinde en schrijft op de grond. Eerst 'fun' met een pijl naar de modeshow. Dan probeert hij te raden waar ik vandaan kom. Hij schrijft 'USA', 'UK' en 'RUS'. Ik neem de stok van hem over, een menigte heeft zich om ons verzameld en ik schrijf' Holland'. Hij begint te lachen: "Ah Holland", en hij schrijft 'I love Holland' en 'molen'. Met een paar rake lijnen tekent hij een molen en doet zelf de wieken na. Iedereen lacht, ik steek goedkeurend mijn duim op. Om de aandacht weer terug te brengen naar de modeshow lopen we ook een keer tot aan het eind van de loper. Na een buiging van ons, een applaus van het publiek en een kushand van de man met de drie tanden maak ik me snel uit de voeten. Mijn richtingsgevoel laat me niet in de steek bij het vinden van de lange weg terug.
's Ochtends op de dag van vertrek naar weer een andere stad, sta ik extra vroeg op. Ik ga naar Starbucks, naast het hotel, voor een grote hot chocolate en een croissant. Een kat springt op schoot terwijl ik internet. Ik stel me zo voor dat de mensen die me dierbaar zijn, de mensen die met me meereizen, hier nu binnenkomen, bij me komen zitten, met me praten. Een hartverwarmende gedachte.
Raise the red lantern
Laat ik eens beginnen met twee positieve berichten over het verkeer. In de grote steden hebben ze een aantal veilige oversteekplaatsen gecreëerd door bruggen over of tunnels onder de straat door. Verder zijn de brommertjes en alle varianten hier geruisloos, op het toeteren na.
Chengdu heeft een mooie luchthaven. De wc's zijn zowaar schoon, en er staat wierook op de grond in ieder hokje. Wat me al vaker is opgevallen en wat ook hier weer gebeurt, is dat het personeel een openlijke briefing krijgt aan het begin of eind van een dienst. Er wordt dan gekeken of de kleding wel netjes is, of ze überhaupt wel opletten, en ze krijgen een strenge toespraak. Vandaag zag ik zelfs dat personeel van een winkel de dag begon met lichamelijke oefeningen, op straat. Ook wordt personeel vaak niet netjes behandeld, alsof ze van een lagere soort zijn. Ik ga dat vervolgens weer compenseren door juist heel vriendelijk te doen.
Ik heb een chique kamer In Lijiang. Een woonkamer met twee bankstellen, een grote tv en een speeltafel voor mahjong. Een aparte slaapkamer, ook weer met een grote tv. Twee badkamers, waarvan één met een soort houten ligbad. En een balkon met zitje. Ik krijg er een beetje een Graceland-gevoel bij, de stoelen zijn bijvoorbeeld nog in plastic.
Lijiang wordt het Venetië van het oosten genoemd. Het oude centrum is een wirwar van straatjes langs een kanaal, in iedere straat winkeltjes en cafés, en overal de rode lampionnen. Op de pleinen en in de kroegen zijn vaak optredens. Ondanks de vele toeristen blijft het toch wel een magisch stadje.
Vandaag ga ik met een gids, in het Engels is haar naam Magnolia, op de fiets naar een meer authentiek dorp van de Naxi-gemeenschap. Er wordt gezegd dat de vrouwen hier aan het hoofd van het gezin staan, maar wat ik zie is dat het vooral zo is dat de vrouwen het werk doen terwijl de mannen toekijken. We rijden niet al te snel, ook al is het vlak, het blijft fietsen op 2400m hoogte. Een mooie route langs de akkers en na ongeveer vijfenveertig minuten zijn we in Baisha. We zetten de fiets neer bij de ouders van Magnolia en lopen door het dorp. Er zijn wel toeristen (onder andere Nederlanders die ik ook op de Chinese Muur tegenkwam) en er zijn wel souvenirshops maar het is nog niet verpest. Het dorp ligt prachtig tegen Jade Snow Mountain, en geeft een mooi kijkje in het leven van de Naxi. Deze mensen zijn aardig, ze glimlachen, tot je een foto wilt maken. Dan kijken ze weg, maken een afwerend gebaar of houden hun hand op. In het café van vrienden van Magnolia mag ik even achter de computer.
De Naxi maken nog gebruik van het Dongba-schrift, dat is meer dan duizend jaar oud, en is het laatst overgebleven pictogrammenschrift. De plaatjes spreken me aan, ik ben voorstander van internationale invoering zodat taxichauffeurs wereldwijd mij begrijpen.
's Middags struis ik op mijn gemak door de kronkelende straatjes van Lijiang en beland op een plein waar Naxi-vrouwen een dans uitvoeren. Toeristen doen met ze mee. Ik zit er heerlijk in de zon. Ik eet heerlijk westers bij de Pizzahut. Ik wil niet altijd in die drukke stinkende eettentjes zitten met lokaal voedsel. Vanavond lasagne, chocoladetaart en wijn. De serveerster vraagt of ik een boek schrijf als ze ziet dat ik mijn verslag schrijf. Ik ben net bezig in het boek van Paulien Cornelisse (Taal is zeg maar echt mijn ding) en denk waarom moeilijk doen. Ik schrijf nu iets op, dus ben ik een schrijver. Ik geef daarom een bevestigend antwoord aan de serveerster, vanaf dan vindt ze me reuze interessant. Als ze hoort dat ik uit Nederland kom, zegt ze enthousiast dat ze nog een hele goede Nederlandse auteur kent: Van Gogh. Het eten smaakt er niet minder om.
Tip
Zelfs in het donker is dit landschap imposant. De snelweg waarover de taxi rijdt wordt omgeven door reusachtige vormen. Enorme, zwarte berggorilla's die ieder moment een stap naar voren lijken te kunnen zetten.
In het licht van de volgende ochtend bezie ik dit indrukwekkende landschap. Het hotel is omgeven door karstbergen. Even van Wikipedia omdat ik het niet beter uit kan leggen: 'het karstlandschap is sinds 2007 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van Unesco. Honderden miljoenen jaren geleden was deze streek bedekt door een zeebedding van kalksteen. Door aardverschuivingen ontstonden plateaus en valleien en werden honderden kalksteenformaties (karst) gevormd. Nadat het gesteente circa 270 miljoen jaar werd gevormd als afzetting in ondiepe koraalzee, werd het later door omhoogstuwende krachten in de vorm van een gebergte opgeheven tot het huidige niveau, waarna de erosie er vat op kreeg. Door regenwater dat langs de scheuren in het gebergte liep, ontstond het typische karstlandschap'. De beste manier om dit unieke landschap te zien is door een boottocht te maken op de Li rivier of door het beklimmen van één van de begroeide karstbergen.
Ik ben in Yangshuo, althans, ik verblijf in een hotel buiten de stad. Het hotel is fantastisch. Niet alleen qua ligging tussen de bergen en aan de Li rivier. Ook de ontvangst is allerhartelijkst, en ook nog eens in het Engels. Ik krijg een welkomstdrankje en zelfgebakken koekjes. Ze werken natuurvriendelijk, hetgeen onder andere terug te zien is in de inrichting van bamboehout. Er is een grote tuin met veel zitmogelijkheden en er zijn fietsen te huur. Het jonge personeel is afkomstig uit de omliggende dorpen en hebben allen Engels geleerd, ongeacht de functie.
Met een gids fiets ik door dit landschap waar mensen met waterbuffels het land bewerken. We komen aan bij een souvenirmarkt, beginpunt voor de bamboevlottentocht over de rivier. Op de bamboevlotten staan twee stoeltjes, sommigen met een parasol erbij. De gids gaat niet mee, zij zal zorgen dat de fietsen op de volgende bestemming komen. Daar zit ik dan, toerist te wezen op een bamboevlot, met achterop een jongen die ze in Venetië gondelier noemen, ik noem deze maar vlottenier. Ook op deze tocht met spectaculair uitzicht heeft de commercie toegeslagen. Op de route zijn een paar watervalletjes. Nou ja, dat is een groot woord voor hoogteverschilletjes. Ik vind die eerst best wel spannend en dat is duidelijk te zien op de foto's. Na de hoogteverschillen ligt er namelijk een vlot in de rivier. Daarop een fotograaf en een paar mensen achter een laptop. Bij het eerste vlot meren we aan, ze laten me mijn foto's zien en mijn afschuw is zo groot dat de boodschap duidelijk is en we bij de volgende fotovlotten niet meer aanmeren. Ook zijn er vlotten met eten en drinken of mogelijkheden voor verkleedpartijen zodat je in traditionele kledij voor de karstbergen kunt poseren, al dan niet springend, hurkend of met middel-en wijsvinger van beide handen een v-teken vormend zoals de Chinezen op al hun foto's doen. Op een gegeven moment leggen we aan zo'n fastfoodvlot aan. Het is geloof ik de bedoeling dat ik de vlottenier wat aanbied, maakt de verkoopster duidelijk en de jongen zelf staat al bij het bier. Ik voel me schuldig omdat ik denk dat hij het extra zwaar heeft vanwege mijn gewicht en het feit dat ik alleen ben waardoor we iets uit evenwicht in het water liggen. Hierbij vergeet ik dat hij zelfs met twee lichte mensen nog meer gewicht had moeten voortduwen , maar ik knik ter goedkeuring en neem er zelf ook één. Het zijn halve liters, en het is nog vroeg, het maakt dat we allebei wat losser zijn als we onze weg vervolgen. Ik denk nu van twee problemen af te zijn. Ik had alleen maar groot geld, te groot om als fooi te geven. Daarnaast waren de biertjes tegen dusdanige toeristentarieven dat ik vind dat hij zijn fooi nu wel heeft gehad. Als we op de eindbestemming zijn geef ik hem een hand en bedank ik hem. De gids die zich weer bij ons heeft gevoegd, zegt: "Give him something to keep." Ik mompel nog iets over het bier maar geef hem zijn fooi.
Met de gids fiets ik naar Moon Hill. Dat is een berg met een gat erin, en met achthonderd treden ben je bij dat gat en schijn je mooi uitzicht te hebben. Het is de bedoeling dat ik dat ga doen. De gids gaat weer niet mee, maar ongevraagd loopt er een mevrouw mee met een koeltasje, ansichtkaarten en een waaier. Het voelt vreselijk decadent, ik langzaam naar boven met zo'n mevrouw die me toe wappert. Als ik toeristen tegenkom zonder zo'n mevrouw begin ik uit schaamte snel een gesprek met haar zodat ze even stopt met wapperen en ze een toevallige meeloopster lijkt. Toen we met de beklimming begonnen vertelde ze dat ze een zoon heeft van zeventien jaar. Halverwege, als ze probeert haar drankjes en kaarten te verkopen heeft ze opeens twee jonge kinderen.
Het uitzicht boven is inderdaad mooi. Terwijl ik in gesprek raak met een Nederlandse vader en zoon (zoon woont hier, vader af en toe op bezoek) beklimmen Amerikanen de berg op een meer ingewikkelde manier. Aan het einde van de makkelijke weg naar beneden vraagt mijn begeleidster me om even te zitten, ze wil me haar ansichtkaarten laten zien. Ik bedank, heb al wat water gekocht en geef haar wat fooi. Het wapperen was stiekem wel erg aangenaam, ze is toch twee keer achthonderd treden met me meegelopen en daarbij heeft ze meer en verstaanbaarder tegen me gezegd dan mijn gids. Ze is zo blij dat ik alsnog een setje ansichtkaarten krijg, waarschijnlijk heb ik teveel gegeven.
De gids ontmoet me in het restaurant onder aan de berg, vraagt me of ik wil lunchen, zij zit al te eten met andere gidsen. Ik bestel iets kleins, op eigen kosten. Daarna probeert ze nog of ik via haar naar andere dingen wil, lichtshows, kungfu, kookles, abseilen. Ongetwijfeld niet alleen commercieel maar ook aardig bedoeld, maar de hele ochtend heeft me onverwachts al zoveel gekost dat ik het wel goed vind zo. Ook al heeft ze niet veel voor me gedaan, bij het hotel geef ik ook haar wat fooi, omdat dat nu eenmaal zo hoort, en ik informeer bij de receptie waar ik kan pinnen. Dat kan in de stad zelf, ongeveer veertig minuten fietsen verderop. Mijn fiets is voor de hele dag gehuurd, dus na een korte pauze ga ik op pad. Het is geweldig. Ik, het landschap, de vele Chinese toeristen, ook op de fiets, vooral op tandems, die hello naar me roepen en zwaaien. De weg heeft een fietspad, hetgeen geen garantie is voor overleven maar wel helpt. In de stad vind ik een bank die mijn pas accepteert en ik fiets weer terug. Het begint te regenen maar het deert niet: ik ben gelukkig!
Mijn resterende tijd in dit hotel moet er niets meer. Ik realiseer me dat er mensen zijn die ieder moment benutten. Die nog een berg zouden beklimmen (waarschijnlijk zonder mevrouw), nog een andere stad zouden bezoeken, wél naar die shows of workshops zouden gaan. Ik ben zo niet. Ik geniet enorm van het hier buiten in de tuin zitten, met een boek of een puzzel. Met overheerlijk eten en wijntjes en een kat op de stoel naast me.
Morgen verlaat ik China en ga ik als een Japanner in tweeënhalve week een deel van de rest van Azië 'doen'. Er zijn keuzes gemaakt, het is goed zo. Op dit moment ben ik gelukkig en dat telt.
Vietnam
Tunnelvisie
Het regent als ik word opgehaald. De Li rivier vervoert nog een enkel bamboevlot, maar de lol is er snel af zo. Met dit weer had ik ook niet buiten gegeten, ik heb dus geboft. Dat realiseer ik me ook als ik de krant lees en foto's zie van een ingesneeuwd Beijing. Er zijn zelfs drie Japanse toeristen overleden door de weersomstandigheden bij de Muur, en als ik iets later op reis was gegaan had ik nu samen met mijn favoriete chauffeur vast kunnen zitten in een dorp in Noord-China.
Dit zijn de grotere luchthavens, personeel spreekt Engels en de wc's zijn schoon. Op de eerste vlucht, naar Ghangzhou, zit ik naast een Belgisch stel. Zij heeft dreads, hij tatoeages. Lekker dat anderen nu eens meer aandacht trekken dan ik. Op de tweede vlucht, naar Ho Chi Minh City (HCMC) zijn het Chinese mannen die de aandacht naar zich toe trekken. Ze reizen in groepsverband en zetten elkaar aan tot rebels gedrag. Een hele nette uitziende man weigert opeens zijn stoel rechtop te zetten tijdens het landen. Een ander wil zijn tafeltje niet opklappen en een derde staat al op en pakt zijn tas tijdens het taxiën.
Het is vast wat duurder maar het scheelt me gedoe en frustratie. Direct bij aankomst kan ik op de luchthaven mijn overgebleven Yens omwisselen in Dongs. Opeens heb ik biljetten met een waarde van totaal ruim twee miljoen in handen, nog geen honderd euro. Ik regel er meteen mijn taxi, zodat ik niet meer hoef te onderhandelen. HCMC is een drukke stad, maar tot mijn plezier winnen hier de brommers en scooters het in het verkeer van de auto's. Misschien qua aantal, maar zeker qua voorrang, ook al zullen automobilisten dit nooit toegeven. De bestuurders van de brommertjes dragen modieuze helmen, meer een soort ruitercaps. Ze staan vierbaans wijd voor het stoplicht en vermenigvuldigen zich waar je bij staat.
Het is ongeveer een uur rijden naar de Cu Chi tunnels. Onderweg zitten mensen langs de kant van de weg met een rekje met zonnebrillen en petjes. Er zijn stalletjes waar koffie wordt verkocht en waar hangmatten zijn voor oververmoeide chauffeurs. Oude mannen schuifelen rond in hun pyjama. Het gemiddelde maandsalaris ligt hier op ongeveer 25 euro. In Cu Chi heeft de Vietcong een gangenstelsel gegraven om in te wonen en om de Amerikanen vanuit aan te vallen tijdens de Vietnamoorlog (1955-1975). Het complex maakt onderdeel uit van een netwerk dat onder het hele land door loopt. Door de oorlog is zestig procent van de bevolking onder negenentwintig jaar. Er zijn, aan beide zijden, veel doden gevallen, er zijn nog steeds veel vermisten. Op de Vietnamese tv schijnen hun namen en foto's nog steeds te worden getoond, vertelt de gids. Ik bevind me in een internationaal groepje van twaalf mensen, waaronder ook twee Nederlandse vriendinnen. We krijgen vondsten te zien die de ander moesten misleiden. Neptoegangen tot gangen, die bij het openen een bom bleken te zijn. Luiken die, als je er op ging staan, pinnen bevatten die mensen doodden of gruwelijk verwondden. Onder de grond waren ziekenhuizen, vergaderruimtes, woonruimte en keukens. De Vietcong werkte in kleine groepjes die elkaar niet kenden, om zo de kans op verraad te verkleinen. Vrouwen zorgden onder de grond voor de communicatie tussen de verschillende groepen en gaven informatie door over de locatie van mijnen. De Amerikanen pasten met hun postuur niet in de tunnels. Daarom betaalden ze Filipijnen om dat voor hen te doen. Wij kunnen ook een tunnel in. Dit is weliswaar een toeristengang, breder en hoger dan de oorspronkelijke tunnel, maar nauw genoeg om een goede indruk te geven. Dat mensen hier twintig jaar hebben gewoond en wat een waanzin is oorlog toch. Om dit te onderstrepen is er naast het restaurant een gedeelte ingericht als schietterrein. Dus terwijl je je gewaar wordt van alle gruwelijkheden die hier hebben plaatsgevonden worden op de achtergrond schoten gelost. Het zijn overwegend blanke mannen die dit doen. Een Australiër uit ons groepje vertelt dat hij net fijn een AK47 heeft geleegd. Het voelt zo vreselijk ongepast. Alsof je kooklessen geeft bij een concentratiekamp.
's Middags ga ik zelf de stad in. De invloeden van de Franse kolonisatie zijn goed zichtbaar in de diverse gebouwen, inclusief een Notre Dame. Riksja-bestuurders proberen me mee te krijgen. Zodra je op de kaart kijkt staan ze al naast je. Als ik nee zeg vragen ze waar je vandaan komt. Het antwoord doet er eigenlijk niet toe, ze pakken snel een boekje met daarin recensies in diverse talen, en ja hoor, uiteraard staat er ook een Nederlandse tussen. Toch zijn de mensen hier wel aardig. Ze lachen, ze zwaaien, ze spreken Engels. Het was leuk weer een dagje in een stad te zijn, nog leuker om morgen te beginnen aan een driedaagse boottocht over de Mekong.
Delta Lady
Met een groepje van dertien mensen gaan we onder leiding van gids Thao met de bus naar de rivier de Mekong. Thao is leuk. Hij komt zelf uit dit gebied en vertelt er veel over. Hij lacht veel, giechelt, en is zorgzaam. Af en toe zegt hij dat hij misschien even zijn mond moet houden, hij houdt het nog geen vijf minuten vol. Zo vertelt hij dat hij uit een gezin komt van elf kinderen, hij is de jongste zoon en moet daarom zijn ouders onderhouden. Omdat hij in de stad werkt en zijn ouders het daar nog geen twee dagen uithouden, wonen ze bij een andere broer maar worden ze wel financieel door Thao onderhouden. Maar goed dat die regeling in Nederland niet geldt. Verder valt op dat op het land vaak graven zijn, kleurrijk betegelde grafkist-achtige vormen. Thao vertelt dat mensen vaak geen geld hebben de grond op een officiële begraafplaats te kopen. Cremeren zou niet goed zijn voor de ziel van de overledene. Dus worden de doden op eigen land begraven, onder de grond. Dat heeft ook als voordeel dat de kinderen het land niet makkelijk kunnen verkopen als de ouders zijn overleden. Kopers zullen niet snel land kopen waar de geest van anderen huist.
Mijn groepje bestaat uit elf Duitsers, een Australische man en ik. Alle andere vrouwen uit mijn groep zweten niet, ik wel. Het is ruim dertig graden en erg benauwd. De Duitsers zijn vooral stellen. Zo is er het mooie stel, zij met prachtige ogen, stralende lach en nog aardig ook. Hij lang en donkere krullen. Hij lacht niet veel, ik zou hem wel eens willen kietelen. Hij zweet gelukkig wel. Dan twee stellen die er sportief en ongekreukt uitzien, de mannen grijzend en kauwgom kauwend. Een jong stel, zij met lang blond haar, haar neus veelvuldig in de lucht gestoken. Hij volgt haar. Als ze iets ziet wat haar behaagt maakt ze met een ongeïnteresseerde blik met één hand een foto zonder naar het onderwerp te kijken of achteraf het resultaat te bezien. Ze lacht alleen als hij haar op de foto zet, ze praat alleen als zij wil praten, niet als ze door anderen wordt aangesproken. De Australiër lijkt eerst wat afstandelijk, maar als we later bij de lunch aan dezelfde tafel zitten hebben we een geanimeerd gesprek. Hij heeft wat weg van een stripfiguur, vanwege zijn goeiige/sullige blik en houding moet ik nog het meest denken aan Jon, de baas van Garfield, of Garfield zelf. Tenslotte is er nog een trio Duitsers, een ouder stel en een vriendin. De vrouw van het stel is de spil van het trio. Ze lacht niet, ze praat niet, ze zorgt goed voor zichzelf. De beste stoel, een plek vooraan bij uitleg. Zij is iemand die bij een groepsrondreis 's ochtends vroeg haar tas al op de beste plek in de bus legt. Iemand die 's ochtends haar spullen al op de beste strandstoel bij het zwembad legt en er pas veel later gaat liggen. Je zou het niet zeggen, ik had mezelf voorgenomen niet meer zo te oordelen over anderen. Ik houd van observeren, maar zou de boeddhistische monnik in mij meer moeten aanspreken voor ik mensen in een hokje prop.
Afijn, met deze mensen en gids Thao stappen we op een langwerpige houten boot, met strandstoelen aan weerszijden, vreselijk relaxed. We tuffen over de Mekong. Houten huisjes aan beide kanten, als ik zou oordelen zou ik ze wat armoedig noemen. Kinderen roepen en zwaaien naar ons, vrouwen bekijken ons terwijl ze hun kleding of groenten wassen in de rivier, mannen zepen zich in en wassen en plassen in het water. Op het water diverse bootjes, ze verkopen voornamelijk groenten en fruit. Af en toe een drijvend benzinestation.
We bezoeken een plek waar je onder andere kunt zien hoe rijstpapier wordt gemaakt, poprijst (in plaats van popcorn), rijstwijn. Die heb je in verschillende varianten, we proeven er drie. De gewone versie die naar hele sterke whisky smaakt, een vrouwenversie die wat milder is, en de slangenwijn, afkomstig uit een fles met wat dode slangen, rondweg smerig. Ze geloven hier dat je er ziektes mee geneest.
Ook varen we naar een eilandje waar we bij een familie verschillende fruitsoorten kunnen proeven en zien hoe ze groeien. Er ligt bijvoorbeeld watermeloen, nangka (jackfruit) en guave. Zo vers is zo lekker, vooral de ananas goddelijk. Ze gebruiken hier echt alles. Om zelf te eten, de dieren te voeren, om mee te koken in plaats van op het dure gas. Ik voel me verwend en schuldig, met geld, supermarkten en veel afval. We varen verder naar de lunchplek. Je kon er een vast menu bestellen met onder andere olifantsoorvis. Ik eet nog steeds weinig, al sinds ik vertrokken ben een maand geleden dus ik ben blij met mijn springrolls, soort kleine loempiaatjes, gevuld met groente. Bij Jon de Aussie blijven de schaaltjes maar komen met vis, rijst, soep, salade, vlees.
De gids neemt ons mee naar een lokale markt. Hij wil ons de grote diversiteit van het aanbod laten zien. Dat aanbod loopt uiteen van groente, fruit, kruiden tot huishoudelijke artikelen, vlees en vis. Op die laatste twee afdelingen willen ze laten zien dat de producten vers zijn, dus leeft het vaak nog. Palingen, eenden, slangen. Maar ook kikkers. Ik weet nu dat kikkers nog kunnen springen als ze onthoofd zijn.
Aan het einde van de middag komen we aan in Can Tho, een gemoedelijk plaatsje aan de Mekong. Ik heb een heel gezellig diner met Henrike en Dity, de twee Nederlanders met wie ik gisteren door de tunnels kroop, zij zaten vandaag op een andere boot. Heel prettig om mensen te ontmoeten die niet alleen dezelfde taal spreken maar ook dezelfde humor hebben. Dity en ik spijbelen met westers eten, zo voelt het echt, ik zeg sorry tegen alle obers, tegen het Duitse trio dat naast ons zit, maar zondigen kan o zo lekker zijn.
De volgende ochtend varen we om zes uur 's ochtends naar een drijvende markt. Bootjes hebben een lange stok met daaraan een artikel dat ze verkopen, zoals bananen, ananas, pompoenen. Daarna valt de groep uiteen. Thao gaat met wat mensen terug naar Ho Chi Minh City, en Henrike en Dity gaan met onder andere de twee prinsessen naar een Vietnamees eiland. Ik ga met vijf anderen richting Cambodja, het mooie stel, een jong aardig Nederlands stel en Jon de Aussie. We missen Thao, we hebben nu een meisje als gids wat ons niets vertelt. Ze valt in slaap tijdens de busreis naar Chau Doc. Deze reis voert ons langs de rivier aan de ene kant, winkeltjes en huizen aan de andere kant. We hebben nog even een hevige maar korte plensbui, het blijft benauwd.
Aan het begin van de middag komen we aan in Chau Doc. Hier zullen we slapen, maar eerst varen we naar een paar drijvende dorpen, paalwoningen op het water. Veel ervan hebben een visval; kleine visjes worden gevangen en in dit gat in de vloer te water gelaten en gevoed. Als ze ongeveer twee kilo zijn worden ze verkocht. Het volgende dorp ligt niet óp maar áán het water. Dit bezoek grijpt me aan. Ik probeer hier niet met westerse ogen en de bijbehorende oordelen te kijken. Maar het ziet er zo vies en armoedig uit. Kinderen spelen in de modder, het stinkt, huizen bestaan uit een losse verzameling planken. Het doet zeer, maar het is niet aan mij te bepalen of deze mensen al dan niet gelukkig zijn.
's Avonds loop ik door de paar straten die Chau Doc heeft. Een grote dikke rat rent voor mijn voeten weg, glipt een steegje in. Het zou me moeten verbazen dat dit pas de eerste is die ik op straat tegenkom. Ik vind het genoeg zo, koop wat eten en drinken in een supermarktje en ga terug naar mijn hotelkamer. Ratten staan hier op het menu, maar niet op het mijne.
Door fietstaxi's worden we naar de haven gebracht, een hele ervaring om het verkeer zo dicht op je te hebben. Nog voor ik ben afgestapt houdt de chauffeur zijn hand al op. Met een snelle boot varen we naar Cambodja. Aan Vietnamese kant krijgen we onze uitreisstempels, aan Cambodjaanse kant die voor de inreis. De douane zit er in de tuin in de schaduw met een biertje stempels te zetten. Om ongeveer twee uur zijn we in Phnom Penh. Een nieuwe stad, nieuwe indrukken.
Cambodja
Madam, tuk tuk?
Op 15 oktober is mijn broer jarig, en op die datum dit jaar is de oud-koning van Cambodja, Sihanouk, overleden. Zijn foto hangt door de hele stad. Voor het Koninklijk Paleis worden condoleanceregisters getekend, mensen brengen bloemen als laatste eerbetoon. Hij trad af in 2004, wat eigenlijk niet kan, normaal vindt opvolging pas plaats na het overlijden van een koning. Maar de koning is standvastig en een opvolger wordt aangewezen, dit is niet automatisch de oudste zoon. Het wordt de ongetrouwde Sihamoni, voormalig balletdanser. Het lichaam van de oud-koning ligt opgebaard in het paleis, na drie maanden wordt het gecremeerd en wordt de as in een stoepa bewaard.
Phnom Penh is een mix van gezellige Franse cafeetjes aan de boulevard en vieze stinkende straten achter die boulevard. Als je op het terras zit komen die werelden samen. Terwijl ik aan mijn wijn zit, komen kinderen langs om armbandjes te verkopen, schiften, dvd's. De één kijkt nog zieliger dan de ander, en ik weet dat ze het zwaar hebben en toch ben ik stiekem blij dat ik niet naar India ga waar dit nog veel erger is. Er trekt een hele stoet voorbij, vrouwen met stapeltjes kleren waar al dan niet een baby in ligt, een man zonder benen, een man zonder armen. Ik zit me er vreselijk schuldig te voelen. Ik zie deze dagen regelmatig gezinnen die op straat leven, soms op een kleedje, in de schaduw van een boom, proberen iets te verkopen dat ze hebben gevonden. De kinderen zitten er naakt bij, op dezelfde vieze grond waarop geplast wordt en gerocheld en waar bergen afval ligt te rotten.
Ik bezoek Wat Phnom, een tempel op een heuvel in de Franse wijk. Mensen brengen er eten als offer, als dankzegging als hun wensen worden vervult. Eten dat 's avonds door apen wordt weggekaapt . Met een gids breng ik een bezoek aan een aantal andere gebouwen, zoals het terrein van het Koninklijk Paleis en het Nationaal Museum.
Maar Phnom Penh is onlosmakelijk verbonden met de Rode Khmer en de verschrikkingen die zij hebben aangericht. Ik lees me van tevoren in en realiseer me dat dit heeft plaatsgevonden tijdens mijn leven. De Rode Khmer had het land in zijn greep van 1975 tot 1979, en dit heeft bijna twee miljoen mensen het leven gekost, op een totale bevolking van ongeveer acht miljoen mensen. Het verklaart waarom je bijna geen ouderen op straat ziet. Pol Pot, leider van de Rode Khmer, liet zich inspireren door Mao en diens Rode Boekje. Hij vond dat steden moesten verdwijnen, en verplichtte iedereen naar het platteland te verhuizen om daar het land te bewerken. Ze moesten zichzelf van eten leren voorzien, en doordat ze hier geen ervaring mee hadden, stierven velen of kregen ze straf van toezichthouders als de doelstellingen niet werden gehaald. Mensen die al op het platteland woonden moesten naar een ander deel van het land, waar ze niemand kenden en alle vertrouwdheid kwijt waren. Geld, onderwijs, religie, privébezit werden afgeschaft. Je mocht niet trouwen met wie je wilde, dat werd voor je bepaald. Met name de elite moest worden heropgevoed en kwam in gevangenissen of kampen terecht.
Ik ben in Dachau geweest, in Auschwitz. In de bossen bij Ho Chi Minh City zag ik recentelijk nog wat mensen elkaar aan doen. Toch went het nooit, wordt de pijn en het ongeloof om wat je ziet niet minder. We brengen eerst een bezoek aan het Tuol Sleng museum. Ooit was dit een school, ten tijde van Pol Pot was het een gevangenis waar veel mensen zijn gemarteld, ongeacht leeftijd, sekse of nationaliteit. Velen overleden als gevolg van de verwondingen, honger, uitputting, anderen werden afgevoerd naar de zogeheten Killing Fields om daar te worden vermoord.
In het gebouw zie je de omstandigheden van die tijd, de cellen, de martelwerktuigen, het opgedroogde bloed op de tegels dat niet kan worden weggeboend. Ook zijn er duizenden foto's van slachtoffers die ofwel hier of in de Killing Fields zijn omgekomen. De schattingen van de aantal gevangenen van de Tuol Sleng loopt uiteen van 14.000 tot 20.000 mensen. Slechts zeven mensen overleefden, hiervan zijn er nu nog drie in leven.
Ik kan het niet opbrengen om hier details te geven van wat ik heb gezien en gehoord. Bij het zien van dit alles kan ik alleen maar stil worden, mijn hoofd schudden, tranen in mijn ogen krijgen. Deze tranen rollen over mijn wangen als ik de hand mag schudden van één van de overlevenden, Chum Mey.
De Killing Fields zijn de velden waar zoveel mensen zijn vermoord en in een massagraf zijn gedumpt. We bezoeken Choeung Ek, één van die Killing Fields. Hier zijn een aantal van de in totaal 126 massagraven geopend, de gevonden schedels zijn in een stoepa gelegd, zichtbaar voor het publiek. Ik toon die foto's hier niet, evenmin als die van andere gruwelijke dingen die ik heb gezien, het voelt als heiligschennis zo tussen de vakantiekiekjes. Zoals de toeriste die achter mij langs de schedels liep: "Oh cool, can I touch them?"
De dingen die hier gebeurd zijn, en in andere, eerdere oorlogen, kwamen pas later aan het licht. En we blijven herhalen: dit nooit meer. Maar oorlogen vinden nog steeds plaats, en we sluiten onze ogen voor de gruwelijke details omdat we niet willen toegeven dat de houdbaarheidsdatum van 'dit nooit meer' allang verlopen is.
Pioenroos
Het traject Phnom Penh - Siem Reap zou volgens het programma per boot worden afgelegd. Bij aankomst in Phnom Penh kreeg ik te horen dat er te weinig reizigers waren voor die dag, als alternatief was er een bus geboekt. Tijdens mijn verblijf zijn er alsnog voldoende aanmeldingen binnen gekomen, ik ga alsnog per speedboot over het water. De ouderen vinden binnen een plekje, de jongeren gaan uit zichzelf het dak op. Ze rekenen mij tot de laatste groep en wijzen me hoe ik ook boven kom. Ik voel me reuze stoer, daar boven op die boot, met een reuze vaart. Dat gevoel is behoorlijk weg als ik na een uurtje slapen wakker word. Ik durf anderen niet aan te kijken, mezelf al helemaal niet, maar voel maar al te goed hoe onverstandig dit was. Mijn gezicht trekt en ik zie diverse ongezonde verkleuringen op mijn armen en benen. Het zal nog een paar dagen duren voor ik die plekken enigszins pijnloos kan insmeren.
Bij het opstappen op de boot vroeg de man die mijn kaartje controleerde of ik al vervoer had naar mijn hotel. Ik zei dat ik bij aankomst wel een tuk-tuk zou regelen. Dat raadde hij me af, omdat de boot onregelmatig voer zouden er geen of weinig tuk-tuks staan. Dat klinkt aannemelijk, dus ik regel en betaal bij hem mijn transport.
Bij aankomst in Siem Reap staat de kade helemaal vol met tuk-tuks. Nog voor we van boord zijn worden we door de bestuurders toegeroepen, ze bieden het transport goedkoper aan dan ik nu heb. Ik loop naar de man die een bordje vasthoudt met mijn naam. Voor we wegrijden begint hij enthousiast te vertellen waar hij me mee naar toe kan nemen de komende dagen. Angkor Wat, één of meerdere dagen, ik hoef het maar te zeggen. Zijn humeur zakt onder nul als ik zeg alles al geregeld te hebben. En nog verder als ik ook nee zeg op zijn aanbod me dan tenminste vanavond rond te rijden. "Maar dan verdien ik hier helemaal niets aan," zegt hij door zijn brommerhelm. Ik ben dat geldgezeur zat. Ik weet niet of en hoe hij betaald wordt door mijn kaartjesknipper maar ik wil vervoerd worden, dat zou geregeld moeten zijn. "Otherwise I take someone else," hoor ik mezelf opeens streng zeggen. Met tegenzin start hij zijn brommer en rijdt me naar het hotel. De weg voert eerst langs de voorkant van de paalwoningen, vaak winkeltjes of huiskamers. Daarna door het stadje zelf, één lange straat met detailwinkels en winkelcentra. Veel hotels hier, luxe, met wellness. Als we bij mijn hotel zijn, in een rustige zijstraat tegenover het politiebureau en met zwembad, geef ik de chauffeur toch nog wat fooi. Hij vindt het geloof ik niet genoeg, probeert me toch nog wat trips aan te praten. Maar het zwembad lonkt, om mijn verbrandde huid verkoeling te geven, ik check snel in. In de badkamerspiegel zie ik welke schade de zon heeft aangericht.
De volgende ochtend zie ik Jon de Aussie die eigenlijk Daryl heet in de lobby. Hij is gisteren naar Angkor Wat geweest, wat ik vandaag ga doen, hij heeft voor deze hele dag een tuk-tuk gehuurd en gaat zich laten rondrijden langs dorpjes en tempels buiten het centrum. Ik word opgehaald door een jong uitziende jongen, hij blijkt later dertig jaar te zijn. In Siem Reap zijn meer dan duizend opgeleide gidsen. Deze jongen heeft veel kennis, er volgt een dag met veel data en namen. Aan de ene kant gaat het me te snel, krijg ik teveel informatie en wilde ik dat ik hier alleen liep. Dan zou ik nog duizend foto's meer hebben gemaakt. Aan de andere kant wijst hij me op mooie details, vertelt hij leuke anekdotes en brengt hij me naar plekken waar minder toeristen komen.
We gaan naar drie plekken: Angkor Wat, heilige stad rond een hindoeïstische tempel gebouwd in de twaalfde eeuw. Ta Prohm, tempel die gelaten is zoals deze is gevonden, overwoekerd door de jungle, bomen gaan langs of door de muren heen. Oorspronkelijk gebouwd als klooster en universiteit. Deze locatie komt voor in de film Tomb Raider. En Angkor Thom, met onder andere de Bayon-tempel, de tempel met tweehonderd gezichten van Lokeshvara. Het is bloedheet, ik loop continu mijn lijf te deppen met verfrissingsdoekjes. Vanwege het verbrandingsdebacle van gisteren heb ik een hoed gekocht maar ook over mijn gezicht lopen de staaltjes vocht.
Angkor Wat is indrukwekkend vanwege de goed staat na de restauratie. Ta Prohm is juist zo mooi doordat het zo verwilderd is, het heeft iets mystieks en inspirerends. Bij Angkor Thom kan ik foto's blijven maken van al die gezichten, overal zijn ze, steeds meer, prachtig.
Op de hotelkamer ontdek ik dat ik BVN heb, wereldomroep, zodat ik opeens Nederlands en Belgisch nieuws kan zien, De Wereld Draait Door, Pauw & Witteman. Ik merk dat ik op een punt ben gekomen van de reis waarop ik hier erg van geniet. Niet dat ik het zat ben, of heimwee heb, maar ik ben al lang weg en heb al heel veel indrukken opgedaan. Al veel lokaal eten gegeten, de noedels komen mijn neus inmiddels uit (best een rare foto zou dat zijn als je dat letterlijk zou nemen, eindelijk de foto van Sanne op reis waar meerdere mensen om vragen, maar die er, sorry, niet gaat komen). Ik raak TIJDELIJK wat verzadigd. Dat klinkt misschien decadent, maar wordt denk ik mede veroorzaakt door het alleen reizen en het niet persoonlijk kunnen delen. Maar het is geen vervelend gevoel. Ik kijk alleen wat vaker Nederlandstalige tv, eet wat vaker westers eten en hang op een vrije dag lekker bij het zwembad in plaats van nog meer te zien. Een dagje mijn hoofd leegmaken en mijn huid laten rusten.
Laos
Het beloofde land
Met de tuk-tuk naar het vliegveld van Siem Reap, ik vind deze manier van vervoerd worden steeds leuker.
Het vliegtuig is klein, veertien rijen, 2x2 stoelen. In Zuid-Amerika zat ik ooit in een nog veel kleiner exemplaar, daar moest ik van tevoren noodnummers van mijn familie opgeven, dat gaf echt vertrouwen. Nu zit ik naast Giornino, hij zit in de koffiebranche bij Ily en gaat samen met twee anderen kijken of hij in Laos zaken kan doen. Omdat ik mijn visum voor Laos al geregeld had, ben ik in Pakse heel snel door de douane. Een man die mensen opwacht verbaast zich daarover en begint meteen een heel verhaal over Laos, over toerisme, over zijn vrouw die nu in Bangkok is, over dat hij Canadees is en o, Holland, very interesting. Hij begint over zijn werk, hij zit in de koffie, jawel, hij komt Giormino ophalen. De vrouw in diens gezelschap blijkt van National Geographic, zodra hij haar ziet komen is zijn aandacht voor mij weg.
Een chauffeur brengt me in een klein uurtje rijden naar het Tad Fane resort in het Boloven Land, of Boloven Plateau, of Bolaven Plateau. Een gebied met veel koffieplantages. Er is een asfaltweg, dorpen die daar niet aan liggen zijn enkel met zandpaden te bereiken. Langs de asfaltweg zie ik weliswaar dezelfde houten huizen als in eerdere landen maar ze zien er verzorgder uit, en de huizen staan gezelliger bij elkaar, als aan een dorpspleintje. Mijn laatste stukje gaat ook over een zandpad. Het begint al wat donkerder te worden, toch zie ik al hoe mooi de plek is waar ik terecht ben gekomen. Een bos met huisjes van hout en bamboe, 2 onder 1 kap. Je hoort de watervallen, vanuit het restaurant kun je ze ook zien. Wat een prachtig natuurgebeuren is dat toch, wat een kracht gaat er van dat water uit, ik kan er uren naar kijken.
De volgende ochtend kijk ik een beetje rond en ga dan op de veranda van mijn huisje zitten met een boek. Het begint heel hard te regenen, prachtig om van onder een afdak naar te kijken en te luisteren. En dan komt, heel langzaam, vanuit het dal waarin de watervallen neerkletteren mist omhoog. Zo mooi, hoe die mist het bos opslokt, de huisjes om me heen doet verdwijnen, fascinerend. Een paar uur kijk ik naar het spel van regen en mist, tot beiden zich weer terugtrekken in het dal. Hoe gelukkig kun je worden van dergelijke weersomstandigheden.
Ik ga mezelf nog gelukkiger maken. Ik loop naar het restaurant, en ga aan de wijn en het knoflookbrood. Je kunt hier geen glaasje wijn bestellen, dat kan alleen per fles. Vooruit dan maar, moet lukken als ik om vijf uur 's middags begin. Naarmate de fles leger wordt raak ik met steeds meer mensen in contact, inclusief de leuke bediener in het restaurant. Een tafel verderop zit een Nederlands stel, als ik later met ze bij het kampvuur zit blijken ze de ouders van de oprichter van dit resort te zijn. Aziaten kunnen vaak geen beslissingen nemen, zeggen ze, daarom zijn eigenaren van dergelijke resorts vaak buitenlanders. Hun zoon zag deze grond en heeft met heel veel moeite het resort voor elkaar gekregen. Hij heeft het inmiddels verkocht, is nog wel de grootste aandeelhouder, maar woont nu in Bangkok en werkt voor Khiri Travel, de lokale agent waar een deel van mijn reis bij is geboekt. Hij komt bij het zelfde bedrijf vandaan als waar mijn baas heeft gewerkt, die twee moeten elkaar waarschijnlijk wel kennen. Kleine wereld, net als vanmiddag in de mist. We wisselen ervaringen uit, leuke ervaringen, minder leuke ervaringen en om tien uur is de fles leeg en gaan we weg.
Ik kan niet slapen, ik hoor de hele tijd een knagend geluid bij mijn bed. Weet niet of het een dier is, of een mens die probeert zich toegang te verschaffen, ik weet wel dat het niet de wijn is. Dit is echt en het maakt me bloednerveus. Als ik eindelijk op het tweede bed in de kamer, verder weg van het geluid, en met een lichtje aan, in slaap val droom ik over bivakmutsen.
Om zeven uur 's ochtends word ik opgehaald. Een auto brengt me naar het busstation van Pakse. Daar kunnen ze mijn boeking niet vinden, een aardige medewerker belt met de reisorganisatie en binnen een kwartier komt er iemand op een brommertje aanrijden om mijn ticket te betalen. Met de bus ga ik naar Ubon Ratchathani, dat ligt al in Thailand. De douane-afhandelingen zijn behoorlijk vaag. Niemand die je vertelt waar je heen moet of wat je moet doen, ik volg de rest maar. Niet iedereen in mijn groepje volgt dezelfde procedure, afhankelijk van nationaliteit, hetgeen het niet makkelijker maakt. Ik ga eerst naar loket 1. De meneer daar neemt mijn paspoort in, geeft me een roze papiertje en maakt een armgebaar naar links. Ik kom bij een nieuw loket, daar lever ik het roze papiertje in, ik moet wat geld betalen en krijg dan een blauw papiertje. Hiermee ga ik terug naar de meneer die mijn paspoort heeft, we ruilen het papiertje tegen mijn paspoort.
Dat was de Laos-kant. Dan moet ik een stukje lopen, een raar stukje met winkeltjes, kraampjes, diverse gebouwen waar custom opstaat. Ik zie niemand meer van mijn busgroepje en loop naar een tafel met twee gewichtige mensen. Zij kijken in mijn paspoort, knikken, en verwijzen me naar een tunnel. Als ik die door ben kom ik bij een gebouw waar de Thaise douane zit. Ik krijg er een formulier wat ik in moet vullen, dan ga ik langs een meneer die een heleboel stempels zet, dat is mijn visum, dan nog door een bagagecheck, en dat is het dan. De bus staat inmiddels ook al aan Thaise zijde. Er staan veel bussen, gelukkig zie ik 'mijn chauffeur' anders had ik de goede bus niet meer teruggevonden. Bij het wegrijden wordt niet geteld of iedereen er weer is, ik ben blij haast gemaakt te hebben. De bus zelf moet trouwens meerdere keren aan de kant worden gezet. Hij rommelt, vooral bij het schakelen. De chauffeur gaat dan met een stukje autoband naar een luik achter in de bus, komt er weer met zwarte handen uit en we kunnen weer even door.
Het busstation van Ubon Ratchathani doet me denken aan Zuid-Amerika. De bussen zijn kleurrijk, versierd met foto's van familie en Boeddha, teddyberen en kerstmannetjes. Iedere vijf minuten vertrekt er wel een bus, maar het wordt hier nooit rustig. Ik kijk het een tijdje aan, ik heb nog een paar uur voor de nachttrein gaat. Het treinstation blijkt aan de andere kant van de stad te liggen, de tuk-tuk doet er ruim een half uur over. Ook op dit station is het druk, er staan rijen oranje plastic kuipstoelen op het perron. Er is een apart stukje gereserveerd voor de monniken.
Ik heb nog nooit zo'n ruim bed gehad in een nachttrein. Als we instappen zie ik twee tweezitters tegenover elkaar. Al snel wordt van deze banken het onderste bed gemaakt, daarna wordt het bed boven me uitgeklapt, dat is een stuk smaller. Die twee tweezitters zijn dus nu mijn bed, een klein tweepersoonsmatrasje. De tl blijft de hele nacht aan omdat we nog veel stoppen op de weg naar Bangkok, maar doordat ik een gordijntje heb tussen mij en het gangpad en een gordijntje voor het raam slaap ik prima. Om zes uur 's ochtends rijdt de trein het station van Bangkok in. De hal zit vol reizigers, taxi's bieden zich aan, het zweet loopt al weer over mijn rug.
Thailand
Rails
Bangkok is heel groot en gezien de geringe tijd die ik hier heb zal ik me tot een paar belangrijke gebouwen moeten beperken. Hier staat zo'n beetje op iedere straathoek wel een tempel of een markt. Daarnaast is de luchtvochtigheid zeer hoog, dus bij de geringste inspanning loopt het zweet in stralen langs mijn lijf. Ik bezoek het oostelijk deel van het centrum, ga naar tempels en kloostercomplexen. Een gids zal het de volgende dag bevestigen, hier wordt alles vereerd. Bij ieder huis staat minimaal één klein en één groot altaar, het aantal is afhankelijk van hoeveel geesten je in dit huis volgens de brahman tevreden moet stellen.
De volgende dag verlaat ik tijdelijk het hotel, mijn grootste bagage kan ik gelukkig achterlaten. Het uitchecken verloopt rommelig, van een paar mensen zijn ze de paspoorten kwijt. Ondertussen loopt er een grote kakkerlak bij de receptie. Met twee busjes (vijftien mensen) gaan we op excursie, de komende dagen staan in het teken van treinen en water. We hebben een hele leuke gids, Pang. Ze doet dit werk al een paar jaar, ze heeft dus veel ervaring en kennis maar is niet minder enthousiast. Ik trek deze dagen veel op met een Nederlands, Duits en Belgisch stel. Als we na twee dagen uit elkaar gaan kennen we elkaars namen niet, maar zoenen we elkaar wel, het was erg aangenaam met elkaar.
Eerst gaan we naar een spoorwegmarkt, geweldig. Mensen hebben hun spullen uitgestald op de rails en vlak voor de trein komt, acht keer per dag heen en acht keer terug, wordt geroutineerd alles opzij gezet. Zodra de trein voorbij is, begint de verkoop weer. Ik heb het gelukkig kunnen filmen, anders is het niet te bevatten. Na de lunch stappen we op de trein. Het traject is onderdeel van de Birma spoorlijn, de beruchte dodenspoorlijn, die onder gezag van de Japanners tijdens WOII gebouwd werd door krijgsgevangen geallieerden, waaronder Australiërs, Engelsen en zo'n 18.000 Nederlanders. Velen overleefden de slechte omstandigheden niet. Onder de overlevenden o.a. Wim Kan, lees ik later. Over een deel van het traject rijdt nu een reguliere trein, wij gaan een uurtje mee. Tegenover me zit een oude non. Vanuit de trein wijst ze op een klooster hoog in de bergen. Daar zal ze naar toe lopen, drie uur, om te bidden. Als ze uitstapt zien we hoe krom ze loopt.
We rijden naar een longtailboot die ons naar ons resort brengt aan de river Kwai. Ik zit voorin de boot, fier rechtop en waan me in de Titanic-film. Onderweg zien we hoe waterbuffels te water gaan voor een lekkere wasbeurt. Het resort is geweldig. Huisjes op vlotten aaneengeschakeld, geen elektriciteit, dus 's avonds enkel verlicht door olielampen.
Ik vind 's ochtends een klein visje in mijn wc. Met één druk op de knop komt die als met een kermisattractie weer in het water terecht. Twee olifanten uit het dorp komen bij ons badderen en laten zich bananen en ananasschillen voeren. Ik hou me bezig met de hoogzwangere kat van het resort, wens haar sterkte bij het weggaan, ze is zelf nog zo jong. We gaan naar een waterval. Deze bestaat uit zeven niveau's, bij ieder niveau kun je het water in. Er zwemmen vissen die aan je beginnen te knabbelen zodra je te water gaat. Het schijnt gezond te zijn en je huid te reinigen, maar van mij hoeft dat geknabbel niet zo.
We bezoeken het Death Railway Museum, waar de geschiedenis rond de dodenspoorlijn inzichtelijk wordt gemaakt met foto's en getuigenissen. Ernaast is één van de begraafplaatsen van slachtoffers. Toch raar om ook een steen tegen te komen met je eigen achternaam. Dan gaan we naar de beroemde brug over de rivier, die niet, zoals in de film, is opgeblazen, maar voor een deel is gebombardeerd. Ondanks de vele toeristen voel je toch een stuk geschiedenis als je over de rails loopt. Ook hier rijdt de reguliere trein nog over, deze baant zich toeterend een weg naar de overkant.
We rijden naar ons resort voor deze nacht, dit keer wat luxer en met een prachtig zwembad waarin geen knabbelende vissen. De volgende dag zullen de anderen verder trekken naar het noorden van Thailand, ik ga terug naar Bangkok. Ik stel het leuke groepje voor om samen te eten, een gezellige afsluiter. Ik realiseer me dat ik gedurende mijn hele reis geboft heb met de mensen die ik tijdens excursies ben tegengekomen.
Na een paar uur zwembad kan ik de volgende ochtend meerijden met een andere groep die ook teruggaat naar Bangkok. Daar kom ik erachter dat ik een verkeerde vertrektijd van mijn vlucht voor de volgende dag in mijn hoofd heb. Ik dacht pas 's avonds te vertrekken en dus nog een hele dag Bangkok te hebben. Dat blijkt niet het geval, ik moet om elf uur weg uit het hotel.
Dus ga ik 's ochtends snel nog naar het Grote Paleis, een terrein vol kleurrijke verblindende gebouwen. Met een busje naar de luchthaven, eerst vlieg ik in twee uur naar Kuala Lumpur. Daar ruim twee uur overstaptijd, en dan nog vijf uur vliegen naar Perth. Het Azië-avontuur zit er nu echt op, het geeft gemengde gevoelens.
Australië
I'm a train I'm a train
Look at me, I'm a train, I'm a track, got a load on my back, I'm a train, I'm goin' somewhere, I'm a train, I'm a ticket-train, yeah (Albert Hammond).
Soms heb je dagen dat je je weg niet kunt vinden, ik heb er één op mijn eerste dag in Perth. Het feit dat ik pas om drie uur 's nachts aankwam in het hotel zal daar een rol in spelen. De mensen hier zijn erg vriendelijk en het voelt ook nog alsof ze het menen. Niet zoals in Amerika, waar het 'thank you' en how do you do' er zo overdreven uitkomt. Hier glimlachen ze naar je, groeten ze je op straat en voor je het weet sta je geanimeerd te praten met de pomphouder waar je een flesje water kwam kopen.
Financieel zijn ze wat minder vriendelijk. De prijzen zijn van Nederlands niveau of hoger. De pinautomaten geven maar een beperkt bedrag per dag. Dat was even schrikken toen ik aankwam op de luchthaven en wilde pinnen voor mijn tijd in Australië. 'No funds' was de melding, dat was wel even schrikken. Een lager bedrag lukte gelukkig wel.
De eerste dag kwam ik moeizaam op gang. In de stad is gratis internet, in tegenstelling tot in het hotel. Overal staan uitnodigende bankjes, de zon schijnt, de kerstboom staat hier te stralen. Om me heen treden straatmuzikanten op. Later de middag ga ik lopend op zoek naar de kust maar door werkzaamheden beland ik steeds op verkeerde plaatsen of raak ik verstrikt in kantoorgebouwen waar ik dacht doorheen te kunnen lopen. Als ik eenmaal bij het water ben valt het zwaar tegen en ik neem een bus terug naar de stad. In Perth heb je zo'n hop-on hop-off bus, maar je hebt ook een aantal gratis bussen. Ik stap in de drukke bus, ga zitten en ga weer staan om plaats te maken voor een ouder iemand. Op dat moment glippen twee vrouwen de bus in en gaan op die plaats zitten. Ze zijn duidelijk onder invloed van iets, ze zijn nogal luidruchtig en onrustig en beginnen iedereen een gelukkige kerst en nieuwjaar te wensen. Tussen halte 1 en 2 willen ze eruit, maar dat mag niet van de chauffeur. Door de werkzaamheden duurt het erg lang voor we bij halte 2 zijn en het duo wordt erg boos. Ze wringen zich schreeuwend door de menigte richting chauffeur. Passagiers gaan zich ermee bemoeien. Een oudere toerist maakt er grappen over en wordt door zijn vrouw teruggetrokken. Anderen beginnen naar de chauffeur te roepen dat hij ze eruit moet gooien. Iemand dringt naar voren om dat nog duidelijker te maken. Voorin krijgt een passagier klappen als hij zegt dat ze zich aan de regels moeten houden. De chauffeur probeert ze eerst met rustige stem in bedwang te houden, maar langzaam wordt ook zijn stem hoger en harder. Een oudere vrouwelijke toerist huilt van angst, haar man probeert haar te troosten. Dan komt weer een man van achter, hij flipt totaal. Hij probeert al schreeuwend naar voren te komen, roepend dat ook hij eruit wil. Halverwege draait hij zich naar een toerist, gaat heel dicht op hem staan, de neuzen raken elkaar bijna, en hij zegt: "What you've got against me, huh ?" Dat herhaalt hij, de jongen tegenover hem blijft bewonderenswaardig rustig en zegt niets.
Er zijn verschillende manieren van reageren. Mensen die grappig gaan doen, mensen die zich inhoudelijk met de ruzie gaan bemoeien, mensen die onverstoorbaar blijven sms-sen, mensen die overstuur raken. Ik zit met open mond te kijken en daar ben ik niet trots op. Ik zeg vol verbazing: "Come on, stop" maar veel verder kom ik niet. Ik neem me voor in te grijpen als de laatste man die vlak bij me staat de toerist dreigt te gaan slaan, zoek al naar medestanders. De afgelopen periode heb ik erge dingen gezien, niet te vergelijken met deze situatie, maar ik had de hoop dat ik in ieder geval íets zou doen. Eindelijk komen we bij de halte, de hele bus is opgelucht. Een halte later stapt de chauffeur zichtbaar aangeslagen uit, hij heft deze bus op, er komt zo een nieuwe. Ik stap ook maar uit, ga maar weer lopen. Richting hotel kom ik door een straat met enkel Aziatische winkels en restaurants, ik kom er niet van los.
De volgende dag ga ik met de trein naar Fremantle, een havenstadje op dertig minuten afstand. Er heerst een hele gemoedelijke sfeer. Veel detailwinkels, cafés en een alternatieve markt. Boekhandels gecombineerd met cafés, waar ik altijd een zwak voor heb. Hele diverse mensen ook, surfdudes, mensen met dreads, veel tattoo's, hippies, toeristen, Aboriginals. 's Avonds ga ik terug naar het centrum van Perth. Op het centrale plein zijn een aantal vierkanten, omrand door roosters. Uit die roosters komen rijen water omhoog, soms uit één, soms uit meer, soms worden mensen omgeven door wanden van water. Het is geweldig. Kinderen proberen eerst van vierkant naar vierkant te komen zonder nat te worden. Zodra dat een keer niet is gelukt gaan alle remmen los, wordt er dwars door het water gerend en binnen de kortste tijd staan de kinderen drijfnat en overgelukkig op het plein.
De volwassenen kijken vertederd toe. Even voelen we ons weer kind.
De trein staat al aan het perron, en is indrukwekkend lang. Het zijn vooral oudere mensen die zitten te wachten tot we er in mogen. Een paar feiten:
- ik stap zondagmiddag rond twaalf uur in Perth in, zal dinsdagochtend aankomen in Sydney
- de trein heeft zevenentwintig rijtuigen, de meeste stations hebben niet zo'n lang perron. Dat betekent dat we bijvoorbeeld in Sydney gesplitst worden voor we de stad binnenrijden en dat we in twee keer worden binnengebracht
- totale reisduur is vijfenzestig uur, totale lengte is 4.352 km
- gemiddelde snelheid is vijfentachtig km per uur, maximum snelheid is 115 km per uur.
- er zijn zitplaatsen, coupés voor één persoon, twee personen, met of zonder eigen douche en wc. Ik heb een eigen coupé, douche en wc op de gang
- bij de ligplaatsen zijn de maaltijden inbegrepen, er zijn meerdere restauratierijtuigen
- ook zijn er lounges waar je gedurende de dag van het uitzicht en van de bar kunt genieten
Het is een dorp op zich aan boord. Je leeft van maaltijd naar maaltijd. Tussendoor slaap je wat, lees je of praat je met mensen in de lounge. Bij het eten wordt je bij anderen aan tafel geplaatst, daardoor ontmoet je steeds nieuwe mensen. Direct bij het instappen beginnen de gesprekken, met een aantal mensen krijg ik in deze korte tijd echt een band. In de coupé tegenover me slaapt Neelica, een mooie vrouw van mijn leeftijd. Geboren in Canada, haar ouders zijn afkomstig uit Sri Lanka. Ze is lerares, heeft lang gewerkt met migrantenkinderen. Neelica en ik hebben veel overeenkomsten, en we hebben diepe gesprekken. Ze is heel zorgzaam en is in staat om mooie open vragen te stellen. Ze is oprecht geïnteresseerd in mensen, wil hun verhalen horen. Mensen waar wij misschien aan voorbij zouden gaan omdat we denken dat ze niet veel te vertellen hebben of omdat ze zo anders zijn. Maar 'there's a story behind anyone' en zij weet ze allemaal naar boven te krijgen en oordeelt niet.
Dan hebben we José, Roelof en zoon Olof. Hij is drieëntwintig jaar en schrok eerst nogal van de leeftijd van de anderen. Ze zijn Nederlands, hun dochter reist met haar vriend momenteel door Australië. Ze is weg vanaf mei, voor een jaar, en nu gaan ze haar opzoeken. Colin is bouwvakker geweest, heeft Schotse roots en mooie blauwe ogen. Op zijn leeftijd is het nog een mooie charmeur, tijdens de reis bloeit er mogelijk íets op tussen hem en een medepassagiere. Bess lijkt op Miss Marple met haar breiwerkje. Ze was lerares maar toen ze trouwde mocht ze dat beroep niet meer uitvoeren, dat was in die tijd alleen weggelegd voor ongetrouwden. Dus zal ze de rest van haar leven hard werken op de schapenboerderij van haar man. Ze heeft veel humor en nodigt me uit de volgende keer bij haar te komen logeren. Geraldine en Joseph zijn moeder en zoon. Joseph doet me eerst denken aan de zoon van het typetje van Van Kooten en De Bie, moeder en zoon Van Putten. Joseph is denk ik van mijn leeftijd, hij heeft een korte broek aan, zijn sokken zo hoog mogelijk, een bril met dikke glazen. Hij heeft diverse studies geprobeerd, politicologie, sociologie, Engels, en nog veel meer. Eerst wilde hij minister van educatie worden, toen dat niet lukte journalist. Nu dat ook niet goed heeft uitgepakt gaat hij proberen docent Engels te worden. Hij heeft veel gereisd, weet veel. Hij vertrouwt me toe fan te zijn van damestennis. Eerst vanwege de mooie lange benen en korte rokjes, later ook vanwege de sport. Rob is een Duitse jongen van vijfentwintig jaar. Hij heeft zijn baan als financieel adviseur een jaar geleden opgezegd en is gaan reizen en werken aan de oostkust van Australië. Na aankomst in Sydney gaat hij nog twee weken naar Hawai, en dan naar huis. Mogelijk wil hij zich hier gaan vestigen. Henry, tenslotte, is zeer slechtziend, doof en kan niet praten. Er is iemand mee die voor hem zorgt, dat moest van de spoorwegmaatschappij. Hij communiceert door te schrijven en te gebaren, soms gaat hij even speels op je voet staan om contact te maken.
De eerste twee dagen is het landschap uitgestrekt, later is er meer afwisseling. Ik probeer een kangoeroe te spotten, iedereen helpt mee. Soms roept iemand: "Kijk, daar, achter die boom," maar er staan veel bomen, en ik ben steeds te laat. Soms stopt de trein een paar uur, bijvoorbeeld om voorraden aan te vullen. Passagiers kunnen dan even een stadje in. Zo loop ik door het spookstadje Cook, ga ik met een bus door Adelaide, en loop ik door Broken Hill, de plaats die ik ken uit de serie Flying Docters. Op aanraden van Bess zet ik de laatste ochtend mijn wekker om vijf uur. Vanuit bed zie ik de prachtigste zonsopkomst ooit en na een uur geduld zie ik emoes en kangoeroes. Een spectaculaire afsluiter van een indrukwekkende treinreis.
Sintersnotter
Bij aankomst in Melbourne afgelopen zaterdag vraagt de jongen achter de balie of ik een pakje verwacht. Ik zeg nee, "maar misschien heeft iemand me een verrassing gestuurd?" Hij kijkt even. "Nee, ik heb me vergist, het was waarschijnlijk voor iemand anders."
Tegenover het hotel is een kerstplein. Gedurende de dag klinkt daarvandaan regelmatig een kerstlied. Zo lig ik in bed glo~o~o~o~o~ria mee te zingen. De etalages van warenhuis Myer zijn prachtig aangekleed, er staan lange rijen om ze te bekijken.
Op maandag, vandaag, kom ik thuis na me te hebben ondergedompeld in de kerstsfeer in de stad. Ik druk op het knopje van de lift. "O ja," zegt de jongen achter de balie, "dat pakje was toch voor jou." Ik neem het van hem aan, zie de afzender en begin spontaan te huilen. "It's from my sister," snotter ik. Hij glimlacht, begrijpt mijn tranen niet. Ik haast me naar mijn kamer, begin in de lift al aan de plakbandjes te plukken. Op bed begin ik uit te pakken en de verrassing wordt alsmaar groter. De hele familie heeft zich,onder leiding van mijn ontzettend toffe zus, ingespannen om me allemaal lieve dingen te sturen.
Chocoladesnoepjes (jammie!). Een lang en persoonlijk en mooi gedicht en kaart van broer Ron en schoonzus Elly. De lieve kaart van nichtje Laura en vriend Jori, van tante Ine, en van tante Vina (met leuke foto erbij!). De ontzettend toepasselijke en lieve kaart van papa en mama. De bijzondere en creatieve reiskrant van tante Dien. De grappige kaart van zus Noortje en vriend Bas (leuke foto Bas, met mijter) plus alle nieuwsknipsels. Wil graag naar die expositie Noor, die je me stuurde, ga je mee?
Ik red het helaas niet om iedereen van hieruit persoonlijk een kadootje terug te sturen. Wel wil ik jullie bij deze heel erg bedanken, het was een grote verrassing en het betekent veel voor me. Ik ben helemaal warm van binnen. En ik kan natuurlijk niet achterblijven:
Er was eens een meisje
Dat maakte een reisje
Dat meisje heeft een zus
Die verdient een dikke kus.
Het begon eerst al met een mooi boek
Dat ging mee in de trein, op de boog, in de tuk-tuk
In dat boek vragen, puzzels, verhalen
Die het meisje regelmatig laten stralen.
Het meisje hield een reisblog bij
Maakte daarmee niet alleen zichzelf maar ook anderen blij
Vanuit het hele land werd er meegeleefd
Alle reacties werden door het meisje als hartverwarmend beleefd.
Dan, opeens, is er een pakje voor haar
Ze moet huilen om dit ontzettend lieve gebaar
Haar bed ligt vol snoep, knipsels en van velen een kaart
Het is het meisje heel veel waard.
Ik heb mijn waardering niet altijd laten merken
Was niet altijd even attent, mede door het vele werken
Ik ben blij met jullie in mijn leven
En met het kado dat jullie me vandaag hebben gegeven.
Tot zover de rijm en de familiespecial. Ik waardoor natuurlijk ook alle reacties van niet-familieleden, maar dit was even naar aanleiding van het pakje van vanmiddag. Later deze week mijn ervaringen in Sydney en Melbourne.
Rudolph
In Sydney kun je je het makkelijkste en goedkoopste voortbewegen met de trein, de stad heeft een uitgebreid treinennet dat functioneert als een metro. Ik neem de trein van Centraal naar Kings Cross. Mensen op de trein vanuit Perth wensten me veelbetekenend succes toen ze hoorden in welke wijk mijn hotel stond, Kings Cross staat bekend als uitgaanswijk. Een levendige wijk, staat er dan in de reisgidsen. En ja, als ik het station uitkom zie ik zwervers, dronken mensen en sexshops. Zodra ik de zijstraat naar mijn hotel in loop maken deze plaats voor cafés en restaurants. Mijn hotel bevindt zich boven een ontbijt-en lunchcafé. Ik word hartelijk begroet door de Italiaanse eigenaar George en zijn vrouw. De kamer is eenvoudig maar prima en betaalbaar. Ontbijt is inbegrepen en vindt plaats in het café of aan één van de twee tafeltjes op straat. Je krijgt een sleutel mee, na drie uur zijn ze weg, naar het gezin.
De komende dagen zal ik de hoogtepunten van Sydney bekijken. Om een eerste indruk te krijgen ga ik naar Australian Square. Je hebt de Sky Towers, maar volgens de Perth-treinpassagiers zijn die druk en toeristisch. Ze raadden daarom deze bar aan, op de zevenenveertigste verdieping van een kantoorpand en ze hadden gelijk, je hebt er geweldig uitzicht over de stad. Vooral aan het eind van de middag, als de lichten worden ontstoken, is het prachtig. Helemaal spectaculair wordt het als ik in mijn stoel aan het raam op een draaiende vloer zit. In ongeveer een half uur draai ik 360 graden rond zonder mezelf te bewegen, op de handeling van mijn glas wijn naar mijn mond brengen na.
In de stad zijn de etalages al volop in kerstsfeer. Myer pakt het grootst uit met liedjes vertolkt door schapen en muizen. Zelfs ik, die een grote hekel heeft aan feestdagen, raak vertederd. Ik loop naar de Royal Gardens, met de botanische tuinen en heel veel joggers. De Sydney Opera, die kleiner lijkt dan op tv, zo tussen al die hoge gebouwen. The Rocks is een leuke wijk bij de haven, met oude pakhuizen waarin nu restaurants zijn gevestigd. Harbour Bridge, geliefd object op trouwfoto's. Voor ik het weet beland ik in een islamitische trouwmenigte terwijl ik in het park aan de voet van de brug in de zon lig. En trouwerij of niet, om half vijf gaan de mannen op de knieën richting Mekka. Ik heb met mijn neus teveel richting de zon gekregen, zodat deze nu net zo rood is als die van Rudolph. Ik bezoek het Museum of Contemporary Art, de kunst is grotendeels niet echt mijn smaak, het biertje op het dakterras wel. Ik ga naar Darling Harbour, met nog meer parken en boulevards met restaurants, en verken de stad verder door de diverse wijken te doorkruisen.
Op zaterdag zijn er werkzaamheden op het traject Sydney - Melbourne waardoor ik de eerste twee uur afleg per bus. De chauffeur verontschuldigt zich meermaals. Gedurende de zes uur durende treinreis zie ik weer kuddes kangoeroes wegspringen.
Vanaf het station Southern Cross loop ik naar het hotel. Dit bevindt zich in het midden van de stad, in een autovrije straat vlakbij Federation Square (Fed Square). Ook hier een eenvoudig maar betaalbaar hotel. Er is officieel geen ontbijt inbegrepen maar op de kamer is wel een koelkast, magnetron, broodrooster en waterkoker. Iedere dag liggen er twee boterhammen in de koelkast, zijn er zakjes thee en wat beleg. Er is geen laundryservice maar er staan twee grote wasmachines en drogers zodat je zelf je was kunt doen. Ook is er geen internet maar op Fed Square kun je gratis internetten, dus daar begint mijn dag meestal. Meestal buiten op de trappen in de zon, soms met warme chocolademelk in het café als het meer is gaan waaien.
In Melbourne is een gratis tram die iedere tien minuten een rondje door het centrum rijdt en een gratis bus die ieder half uur het centrum aandoet plus bezienswaardigheden die hier iets buiten liggen. Op straat staan vrijwilligers in rode hesjes toeristische informatie te geven.
Op Fed Square zijn regelmatig optredens of kleine festivals. Op de zondag dat ik er ben is er een fairtrademarkt met live muziek en kraampjes met eten en leuke spulletjes. Op maandag staat het plein in het teken van beweging, met name voor hen die een lichamelijke beperking hebben.
Ook in deze stad is men volop met kerst bezig. Myer heeft in zijn etalages een kerstverhaal uitgebeeld, er staan lange rijen voor. Tegenover het hotel is een kerstplein, hiervandaan hoor ik regelmatig kerstliedjes en kinderen kunnen hier een speurtocht doen. Het blijft raar, kerst in combinatie met blauwe luchten en twintig graden.
Ik loop deze dagen veel door het centrum, loop door Chinatown, het Italy Precinct, het Greek Precinct. Er zijn veel markten in Melbourne, de grootste is de bijna dagelijks geopende Queen Victoria Market. Het eerste deel is nog met ouderwets aangeklede kiosken, met mooie oude borden. Dit zijn kiosken met onder andere kaas, noten, koffie. Ik koop er tapas voor mijn diner. Verderop schreeuwen marktkooplui zich schor om hun groente en fruit, vlees en vis te verkopen. En dan is er nog een grote soort vlooienmarkt, met souvenirs, kleding, diverse producten. En tenslotte is er een foodsquare, dat zie je hier veel. Een groot plein met tafels en stoelen en diverse eettentjes.
Ik heb in de door mij bezochte Australische steden lang niet alles gezien. Maar ik heb wel een goede eerste indruk gekregen en een aantal dingen vallen op:
- de mensen zijn gastvrij, behulpzaam en zeer dienstverlenend
- je wordt uitgenodigd op het gras te lopen, te picknicken, bomen te omhelzen, op de vele bankjes en pleinen te zitten
- veel gratis en schone openbare toiletten
- in restaurants vaak ongevraagd nog voor het bestellen een gratis fles water
- goed (gratis) openbaar vervoer
- regelmatig gratis wifi in (een deel van) de stad
- meisjes/vrouwen dragen vaak hele korte strakke rokjes, kinderen nog in schooluniform
- de snor is terug! Althans dat dacht ik. Ik zag veel jonge mannen met snorren, maar las later dat er een actie was om geld in te zamelen met het afscheren van die snoeren, voor prostaatkanker. Toch zag ik ook daarna nog regelmatig jonge mannen met snor.
- links rijden betekent op straat als voetganger ook links lopen, ik kan er maar niet aan wennen
Het is een land waarvan ik maar een klein stukje heb gezien, maar waar ik me zeker thuis voel.
Nieuw Zeeland
Hobbitland
Het B&B waar ik in Dunedin verblijf is vreselijk schattig en staat te koop. Ik sms Hennie, mijn beste vriendinnetje, ze kijkt op hun website en we besluiten te gaan verhuizen en dit B&B te gaan runnen. Het is een victoriaans pand, houten vloer, gezellige ontbijtruimte met open haard, het geheel straalt warmte uit. De jongen die me verwelkomt doet de deur van mijn kamer open en zegt: "O jee, I hope you like cats." Op mijn bed ligt een gitzwarte kat. Als ze onze stemmen hoort rekt ze zich lui uit, gaat op haar rug liggen om geaaid te worden. Dat laat ik me geen tweede keer zeggen. Ze heet Solstice, is een paar jaar geleden drijfnat aan komen lopen en is gebleven, samen met de rode kat Jimmy.
Deze plek doet me erg denken aan Narvik, in het noorden van Noorwegen. Dat zegt veel mensen waarschijnlijk niets, mijn collega's wel. Het B&B aldaar is ook bereikbaar via een steile weg, en ademt dezelfde sfeer, behalve dat het Noorse gebouw wat moderner is. De stadjes lijken ook wel wat op elkaar, paar winkelstraten en gelegen aan het water, maar Dunedin is wat gemoedelijker. Een paar mooie gebouwen, waaronder het prachtige statige stationsgebouw. Ik drink port in het voormalige douanekantoor. Als ik weer buiten sta is er een overweldigende regenboog. Die was er in Narvik ook, een paar jaar geleden. Een vrouw en ik maken er foto's van, we wensen elkaar geluk. Terug in het B&B laat ik mijn deur op een kier, Solstice loopt in en uit. Als ik ga slapen doe ik de deur dicht, probeer haar naar binnen te lokken, maar ze is onrustig. Dat blijft ze. Gedurende de nacht zal ze een paar keer voor mijn deur hartverscheurende klanken uitstoten. Omdat ik meelij krijg met mijn buren laat ik haar erin (ja, maak dat de kat wijs). Ze gaat even op bed liggen, maar wil dan weer de gang op. Om half vier is ze er weer, ik laat haar maar al te graag binnen. Nu blijft ze, ze slaapt bovenop me. Ik ben gelukkig.
Vanaf dat lieve stationnetje gaat de Taieri Gorge trein, een toeristentrein tussen Dunedin en Pukerangi. De trein kringelt tussen de groene bergen, gele brem, de Taieri River Gorge, watervallen, tunnels en spoorbruggen van meer dan honderd jaar oud. In Pukerangi staat een busje klaar om mij en vier anderen naar Queenstown te brengen, drie Chinese meisjes en een Engelse verstrooide slecht luisterende dame. De Chinezen zitten de hele weg, ongeveer zes uur, òf te slapen, òf te sms-sen, òf twintig foto's achter elkaar te maken, echt, ik overdrijf niet. De chauffeur vertelt ons bij sommige plekken dat hier scènes zijn opgenomen van de Lord of the Rings en The Hobbit. Voor een tour langs plekken uit deze film wordt wel tweehonderd dollar gevraagd. Zoals in Los Angeles, met de bus langs de huizen van beroemdheden: hier woont Phil Collins, en vervolgens zit je naar een heg te staren. Maar ook al zijn er geen scènes opgenomen, dan nog kun je je in deze landschappen hobbits voorstellen, of elfen, of pratende bomen.
Queenstown is een middelgrote plaats aan het Wakatipumeer, mijn kamer kijkt er op uit. De stad biedt diverse mogelijkheden voor spannende dingen, zoals bungeedumpen, skydiven en zorbing (in een kunststof bal een helling af). Ik doe het rustiger aan, heb een excursie geboekt naar Milford Sound, een boottocht door een fjord. Op de avond dat ik aankom in een Queenstown is het nog onzeker of de tour doorgaat, de afgelopen dagen was de weg ernaartoe afgesloten omdat door zware regenval rotsen op de weg kunnen vallen. Ik heb geluk, it giet oan.
Een spectaculaire tocht met de bus door de bergen en bossen en nationaal parken. Nieuw Zeeland is zo groen, ook de bergen zijn begroeid. Er ligt wat sneeuw op de toppen, en bij de meren groeien lupines, ze worden hier als onkruid gezien. We gaan ongeveer anderhalf uur op een boot door het fjord. Tussen de bergen door met de vele watervallen, met zeehonden oude rotsen.
De volgende dag weer een hele mooie busreis, naar Franz Josef. Weer langs besneeuwde bergen, en hele heldere meren. Lammetjes huppelen, konijntjes springen weg. Franz Josef is een paar straten groot, met hotels, restaurantjes en boekingskantoren voor activiteiten. Ik heb voor die middag een helikoptervlucht geboekt voor over de gletsjer. Bij aankomst hoor ik dat er minimaal drie passagiers moeten zijn, en die hebben zich ook wel aangemeld, maar de andere twee komen niet opdagen. De vlucht wordt verplaatst naar de volgende ochtend. Dat kan net voor mijn bus vertrekt naar Greymouth. Als ik me 's ochtends vroeg meldt kan de vlucht helaas weer niet doorgaan, nu wegens te lage bewolking. Het zij zo, een reden om terug te komen.
Mijn reis gaat eerst per bus naar Greymouth, dan met de Tranzalpine trein naar Christchurch. Het openbaar vervoer is hier allemaal goed geregeld. Je kunt worden opgehaald bij je hotel, en wordt daar bij de bestemming ook weer afgezet. De chauffeurs vertellen over het gebied en er is regelmatig een pauze op een bijzondere plek.
Deze treinreis wordt gezien als één van de mooiste routes ter wereld. De trein is vergelijkbaar met de panoramatreinen in Zwitserland en zit helemaal vol. Vlakbij me zit een groep oudere mensen met een paar gangmakers. De hele reis voelt een man zich genoodzaakt met monotone stem anekdotes te vertellen en er zijn een paar vrouwen die gewillig en met gierende uithalen lachen. Een jongen en een meisje uit India zitten de hele reis foto's van zichzelf te maken. Terwijl het buiten zo mooi is! In de vallei prachtige blauwe meren. Ik kan geen nieuwe bijvoeglijk naamwoorden meer bedenken om dit landschap te omschrijven, ik zal snel foto's plaatsen.
Veel mensen hebben me gezegd benieuwd te zijn wat je in Christchurch nog ziet van de gevolgen van de aardbeving in februari 2011. Het is alsof het veel recenter is gebeurd. Als ik de vrouw van het motel zeg dat ik de stad in ga om wat te eten zegt ze nee. Er zijn zo goed als geen restaurants open. Een groot deel van het centrum is afgezet, dat is het gebied rond de kathedraal die zo getroffen was. Dit jaar is bekend geworden dat deze niet meer te herstellen is, en is grotendeels afgebroken. Winkels zijn veelal in containers gehuisvest, ook de banken en pinautomaten zijn 'mobiel'. Schokkend om te zien, en het onderwerp leeft nog heel erg op straat. De straat die zomaar begon te trillen op 22 februari 2011, vertelt de beveiliger.
I've got the music in me
Het eerste deel van deze reis, van Christchurch naar Wellington, leg ik per trein af, met de Coastal Pacific. Ik heb weer een slaapplaats, aan de oceaankant. Dus links bergen, rechts heel veel water, daar komt het een groot deel van de reis feitelijk op neer. Op deze treinen heb je minder contact met elkaar dan op de trein van Perth naar Sydney, waar je dagen met elkaar zit. Dit is vergelijkbaar met een Nederlandse treinreis. Je kijkt veel naar buiten, je leest, je schrijft, je slaapt. Toch ontstaan er soms wel leuke gesprekken, vooral over reizen. Neem me dat in Nederland ook wel eens voor, op z'n minst mensen groeten die je bijna dagelijks tegenkomt.
In Picton stap ik op de grote boot naar Wellington, ik ga meteen naar het zonnedek. In het begin varen we langzaam en beschut tussen de bergen door, het is aangenaam warm en druk op het dek. Een wind steekt op, gaat steeds harder waaien. De stoelen op het dek worden één voor één verlaten, mensen komen enkel nog naar boven om zich even omver te laten blazen. Een foto maken aan de reling is nagenoeg onmogelijk, je kunt je camera niet stilhouden. Ik blijf zitten, trek steeds meer kleren aan. Muziekje op. Liedjes hebben invloed op een omgeving en andersom. De sfeer van muziek wordt geïntensiveerd door de natuur, door de wind, en de tekst krijgt meer betekenis. Vooral het nummer Hey van Wende raakt me diep. ( 'All I know is that I really would have loved to tell you about the things I did today' ... ' All I know is that I really would liked to spend this lonely day with you.' Maar het werkt ook andersom. Je kijkt anders om je heen als je verhaaltjes in je hoofd hebt, wat je ziet wordt verder ingekleurd. Dus zo zit ik daar, drie uur lang volkomen voor gek met opgebolde winterjas, nagenoeg alleen, vreselijk blij te wezen.
Wellington is de hoofdstad van Nieuw Zeeland. Ik kom eind van de middag aan, loop snel een paar uurtjes door het havengebied en het centrum. Het is bewolkt, ook dat bepaalt een eerste indruk van een stad. Ik raak in gesprek met een man, een farmer, die honderd kilometer verderop woont. Zijn woonplaats, Wairarapa betekent stromend water. De namen hebben hier vaak iets poëtisch, iets indiaans.
Bij het eten valt het me weer op, maar ik had het hier niet verwacht. Ik zit met nog de laatste hap van mijn voorgerecht aan mijn vork en hop, het bord wordt al weer weggehaald en daar komt het hoofdgerecht. Als je net één hap hebt genomen vragen ze al of alles naar wens is. En zodra je hebt aangegeven geen dessert te willen zie je ze de rest van de avond niet meer.
Mijn laatste treinreis van deze tweeënhalve maand is The Overlander, van Wellington naar Auckland in ongeveer elf uur. De reis voert door groene bergen, en we maken van die 'Zwitserland-rondjes', bekend van foto's en van Railaway. Lammetjes rennen weg als de trein langs hun wei komt, wat zijn ze toch schattig met die knotjes wol als staart en die pootjes die in hun haast nog alle kanten op willen. Koeien daarentegen kijken verveeld op we passeren, slaan een vlieg weg met hun staart.
Ik loop naar mijn appartement, het ligt centraal, boven aan een steile weg. Een gebouw van zeventien verdiepingen, mijn kamer bevindt zich op de dertiende. Ik begin te giechelen en te huppelen zodra ik de deur open doe. Naast een badkamer en een lekker groot zacht bed is er een keuken met vaatwasser en wasmachine. De woonkamer heeft een immens groot tv scherm en een lekkere bank. Als toetje is er een balkon, met uitzicht op zee. Als een kind zo blij! Vreselijk decadent maar toch vreselijk betaalbaar. Ik weet niet waar te beginnen. Ren het balkon op, doe mijn wasgoed in de machine, zet de tv aan, plof op de bank, plof op het bed, ren het balkon weer op.
Het zijn mijn laatste dagen voor ik terugkeer naar de winter, naar de dagelijkse structuur. Ik ben blij hier niets op het programma te hebben staan, en ik móet deze dagen ook helemaal niets. Niet alle hoogtepunten van deze stad afrennen, niet nog een boottocht langs de mooie eilanden. Ik kook eitjes voor het ontbijt, slenter naar de haven, door de winkelstraten en kom bij een gezellig plein met live muziek. Er staan strandstoelen waar ik in plaats neem, naast me spelen kinderen een groot 4-op-een-rij spel. De toezichthouder deelt zonnebrandcrème uit. Ik ga naar een museum en geniet ervan om zwart-wit te denken, leuk-stom. En 's avonds ga ik uit eten. Dat gaat niet vlekkeloos, ze vergeten mijn wijn, ze vergeten mijn hoofdgerecht, ik krijg een te dure rekening.
Je leert improviseren tijdens zo'n reis, relativeren, verwachtingen bijstellen. Je leert je minder druk te maken, en een heel klein beetje loslaten.
Nog een paar uur zon voor ik de lange vlucht naar huis maak. Thuis. Raar idee.
Weg
Mensen vragen me wat het mooiste was van deze reis. Die vraag kan ik niet beantwoorden. Ieder onderdeel was indrukwekkend op z'n eigen manier. De natuur, de geschiedenis, de mensen. Als ik het ene noem, doe ik het andere tekort.
Ik hoop dat de reis onder mijn huid blijft zitten. Ooit was ik voor het eerst in Frankrijk. Ik was zwaar onder de indruk van het uitgebreide koken en de resultaten. Toen ik weer thuis was kocht ik kruiden, goot ik opeens wijn in een pan, gebruikte ik nieuwe ingrediënten. Dat duurde een week.
Natuurlijk denk je veel na op zo'n reis, althans ik wel. En natuurlijk neem ik me dingen voor, maar ik kijk wel uit die hier zwart op wit te stellen, ik zou me er aan moeten houden. Ik maak me geen illusies. De wereld is niet veranderd, ik ook niet. Niet wezenlijk. Wat ik hoop is dat het onderweg zijn, het kijken en leven in andere culturen, het ontmoeten van lieve mensen, het me gedragen voelen door mensen thuis, ik hoop dat dit me rust geeft. Rust, en relativeringsvermogen.
Ik heb me deze tweeënhalve maand zelden alleen gevoeld. Zoveel mensen reisden immers mee. Niet alleen door de reacties op deze site of Facebook (sorry dat ik niet op alle berichten persoonlijk heb kunnen reageren) of het simpelweg weten van het meelezen van mensen. Maar ik ben veel van jullie 'tegengekomen'. Hetzij door herkenning, in de vorm van gelijkenis, uitstraling, een blik. Soms werd ik aan iemand herinnerd door muziek, of een plek. Dan zag ik me daar met iemand zitten, en na een sms zat die persoon er ook bijna echt. Of bij het gebruik van de lork (nee, dit is nu eens geen typefout) of bij het maken van een typische Marjan-foto. Het was gezellig reizen met jullie allen. Grote dank daarvoor, het voelde als een warm bad waar ik in mocht dobberen.