Soms is de hoek van de hoekbank niet diep genoeg om veilig in te verdwijnen. Een glimlach niet warm genoeg om je over de rand van je verdriet te laten klimmen. Opeens slaat het toe, een ochtend waarop je anders opstaat dan de ochtend ervoor. De kleuren om je heen vervagen, terwijl geluiden verharden. Gesproken woorden dekken de lading niet en ontvangen woorden ketsen af op afweersystemen.
Dit is niet nieuw. Ik moet het, ook naar mezelf toe, de juiste naam geven. Tegen anderen zeg ik dat het even iets moeilijker gaat, dat ik een terugslag heb. Dat ik wat minder in mijn vel zit. Maar dit is geen dip of een slecht humeur. Dit heet een depressie. Ik had ze eerder. Die gingen weer voorbij. Net als deze voorbij zal gaan. Ook dat zeg ik tegen anderen. Dat het wel weer goed komt.
Ik had verwacht dat stoppen met werken rust zou geven. Het tegendeel is waar. Ik loop in rondjes. Ik vind dat ik van alles moet. En als ik dan van alles doe word ik moe en onrustig en doet mijn lichaam pijn. Instanties schieten moeilijke woorden op me af waardoor de draadjes in mijn hoofd verwarren. Ze halen er hun schouders over op.
Ik lees berichten van lotgenoten die succesvol revalideren. Zie foto's van vakantiegangers. Verhalen van mensen die het weekend vieren omdat ze doordeweeks werken. Het maakt ook niet uit wat er wel of niet gebeurt, het leven doet pijn. En natuurlijk weet ik wel hoe ik me beter zou kunnen gaan voelen, maar ik voel momenteel helemaal niet de behoefte om goed voor mezelf te zijn. Daarnaast gaat het ook niet om de omstandigheden. Niet om kanker, niet om werk, niet om reizen die ik niet meer kan maken. Het gaat om iets existentiëlers.
En als dit over is, dit rondhangen in donkere duistere gebouwen, dan is er niets veranderd. Het lukt me dan hooguit weer om trappen te beklimmen naar hoger gelegen lichtere ruimtes. Vijftig tinten grijs.
Ik zou er níet over kunnen schrijven, over de depressie. Mijn depressie. Ik kan me verschuilen achter mijn glimlach, enthousiast reageren op de verhalen van anderen en net doen alsof deze situatie niet bestaat. Zoals ik dat vaker deed. Maar ik zou me hier niet voor moeten hoeven schamen. Accepteren dat het al twee weken duurt om deze letters op het scherm te krijgen. De neiging onderdrukken om dit hele stuk weer te deleten.
Lichtpunt is dat ik niet al mijn afspraken meer afzeg. Ik geef taalles, ontmoet oud-collega's, ga naar musea met mijn zus. Eenmaal thuis trekken regenbuien over. Dit eerste stukje, deze tocht in donkergrijs, moet ik simpelweg uitzitten. De weg naar beneden is een weg naar binnen en brengt me dichter bij oorzaken en verbanden. Dat kan alleen maar positief zijn, ook al voelt het zo nog niet.
Het helpt in ieder geval niet om iedere dag de tranen te tellen en de kleur te beoordelen. Als zo'n papiertje bij de huisarts wat in de urine wordt gedoopt en dan langs een kleurenstaal wordt gehouden om de mate van ontsteking te bepalen. Daarnaast is een traan niet altijd het begin en een lach niet altijd het einde. Zoals een klasgenote lang geleden die de ene dag nog belde met een vraag over huiswerk en de volgende dag voor de trein stapte. Wat bij mij niet aan de orde is. Maar de binnen- en buitenkant kunnen beiden een geheel ander verhaal vertellen.
Een tijd geleden las ik een interview met actrice Maryam Hassouni, die regelmatig depressies heeft. Ze zegt: "Ik zie het als mijn jongere ik die even wil uithuilen op mijn schoot." Een prachtige troostrijke gedachte.